Aan eiseres is een naheffingsaanslag omzetbelasting en een verzuimboete opgelegd ter zake van voorbelasting die ten onrechte in aftrek zou zijn gebracht. Alhoewel meerdere keren een boekenonderzoek werd aangekondigd, vond dit – wegens een verschil in opvatting tussen partijen – nooit plaats. In geschil is of de naheffingsaanslag en de boete terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor het recht op aftrek bij eiseres ligt en dat zij niet in het van haar te verlangen bewijs is geslaagd. Ten aanzien van de boete overweegt de rechtbank dat de onmogelijkheid om een boekenonderzoek in te stellen en aldus de onmogelijkheid om de rechtmatigheid van de aftrek van voorbelasting te beoordelen, in dit geval leidt tot de conclusie dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op aftrek van voorbelasting. Vermoed kan worden dat de voorbelasting ten onrechte is geclaimd en dat is, aldus de rechtbank, voldoende reden om de voorbelasting na te heffen. Met het achterwege blijven van het boekenonderzoek is echter nog niet aangetoond dat daadwerkelijk ten onrechte tot een te hoog bedrag teruggaaf is verleend. Verweerder is daarom niet geslaagd in het van hem te vergen bewijs dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Het beroep tegen de boetebeschikking moet daarom gegrond worden verklaard. De boetebeschikking wordt vernietigd.

Rechtbank Den Haag 3 juli 2015

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocumentid=ECLI:NL:RBDHA:2015:7935
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:7936
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:7937
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:7938
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:7940