Klager en [BV2] zijn verwikkeld geraakt in een juridische procedure waarbij [BV2] is veroordeeld tot betaling van € 31.225,26 aan klager. [BV2] heeft betrokkene, een accountant-administratieconsulent, de opdracht gegeven de balansgegevens te onderzoeken. Uit het rapport van betrokkene over de balansgegevens van [BV2] blijkt dat [BV2] er financieel slecht voorstaat. Klager heeft bij de Rechtbank een verzoek ingediend om [BV2] failliet te laten verklaren. De Rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er te veel onduidelijkheid was over de omvang van de vordering.

Klager stelt dat het rapport van betrokkene over de balansgegevens van [BV 2] niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daarnaast zou betrokkene zich niet toetsbaar hebben opgesteld en tegenover klager hebben gedreigd met verhaal van kosten in verband met onderhavige tuchtklacht.

De Accountantskamer acht de klachten van klager over het rapport grotendeels gegrond. De voorschriften uit paragraaf 18 van Standaard 4400 zijn op veel onderdelen geschonden, hetgeen betrokkene ook deels heeft toegegeven op zitting.

Ten aanzien van de vraag of betrokkene op klager ontoelaatbare druk heeft uitgeoefend om geen tuchtklacht in te dienen, zijn de volgende twee passages uit twee namens betrokkene opgestelde brieven van belang:

“In geval u ervoor kiest in de tussentijd zich toch te wenden tot de Accountantskamer dan houd ik u op voorhand namens cliënt persoonlijk aansprakelijk voor de kosten die gepaard zullen gaan met het aldaar te voeren verweer.”

“Tot slot wat betreft de aansprakelijkheidstelling. Cliënt houdt zich onverkort het recht voor de handelwijze van de curator in dezen te laten beoordelen en al zijn kosten op hem te verhalen.”

De Accountantskamer stelt voorop dat een accountant zich in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep altijd toetsbaar moet opstellen. Een accountant dient zich dan ook te onthouden van het uitoefenen van druk om geen tuchtklacht tegen hem in te dienen. Betrokkene is van mening dat juist klager door zijn handelwijze dreigend heeft opgetreden en dat de aansprakelijkstelling door betrokkene daarop zag en niet op het indienen van een tuchtklacht. De Accountantskamer overweegt dat, wat er ook zij van de bedoeling van betrokkene, klager de hiervoor geciteerde passages van betrokkene heeft kunnen opvatten als het uitoefenen van druk om geen tuchtklacht in te dienen. Betrokkene heeft op de zitting verklaard dat hij wist dat zijn raadsman klager namens hem aansprakelijk zou stellen. Door die betrokkenheid bij de gewraakte passages, heeft betrokkene gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 42 lid 1 sub b Wab). De klacht is dan ook gegrond.

Bij de keuze voor de tuchtrechtelijke maatregel heeft de Accountantskamer enerzijds de aard en de ernst van de verzuimen laten meewegen. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene ten aanzien van de verklaring zijn fouten heeft toegegeven, dat hij ter zitting heeft doen blijken inzicht te hebben in het verwijtbare karakter van zijn eigen handelen en heeft verklaard lering te hebben getrokken uit de gang van zaken. Daarnaast heeft de Accountantskamer geen opzet bij betrokkene geconstateerd ten aanzien van de desbetreffende verklaring. Ten slotte heeft de Accountantskamer meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Gelet op voorgaande acht de Accountantskamer een waarschuwing een passende en geboden maatregel.

De Accountantskamer 23 juli 2018 ECLI:NL:TACAKN:2018:56