Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij over meerdere jaren – al dan niet als medepleger – opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan.

De verdediging heeft betoogd dat verdachte tijdig is ingekeerd. Het Hof overweegt dat bij het indienen van een alsnog juiste en volledige aangifte, gegevens kenbaar bij de Belastingdienst dienen te worden gemaakt zodat daardoor alsnog aan de fiscale verplichtingen wordt voldaan. Het Hof is van oordeel dat het zonder nadere toelichting indienen van de jaarstukken en zonder daarbij een suppletieaangiften in te dienen, niet kan worden opgevat als het doen van een aanvullende opgave in verband met de periodieke aangiften. Nu bovendien reeds een boekenonderzoek bij verdachte was aangekondigd, kan niet worden gezegd dat de gegevens zijn verstrekt voordat verdachte wist dat de Belastingdienst hiervan op de hoogte was.

Naar het oordeel van het Hof heeft verdachte zich gedurende een periode van ruim drie jaren schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting in zijn functie als boekhouder voor X BV. Al die jaren is er telkens een nihilaangifte ingediend, terwijl uit het dossier blijkt dat X BV gedurende deze jaren wel degelijk omzet heeft gehad. X BV bracht bij zijn klanten de omzetbelasting in rekening en kreeg deze ook betaald, maar deze bedragen werden vervolgens niet aan de Belastingdienst afgedragen. Verdachte heeft het in hem als boekhouder gestelde vertrouwen naar het oordeel van het Hof, op grove wijze misbruikt.

Het beoogde benadelingsbedrag ligt tussen de € 250.000 en € 322.000. Het Hof neemt in de strafmaat mee dat het benadelingsbedrag geheel ten gunste van X BV is gekomen en niet van verdachte. Bovendien kan verdachte naar aanleiding van deze zaak zijn vak als boekhouder niet meer uitoefenen. Mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte legt het Hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:10663

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:10663