Belanghebbende is vanaf 24 augustus 2015 houder van een auto van het merk en type Fiat Multipla. De motorrijtuigenbelasting is voldaan naar het tarief geldend voor bestelauto’s. Tijdens een controle op 11 juli 2017 heeft een toezichtmedewerker van de Belastingdienst geconstateerd dat de linkerzijde van de laadruimte van de auto voorzien was van een ruit. De inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag opgelegd waarbij het verschil tussen het bestelautotarief en het personenautotarief is nageheven berekend naar € 1.066. Tegelijkertijd is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 1.066.

In geschil is of deze naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.

Voor de heffing van motorrijtuigenbelasting geldt dat voor een bestelauto een lager belastingtarief verschuldigd is dan voor een personenauto. Er gelden wel inrichtingseisen wanneer een auto als bestelauto wordt aangemerkt. Eén van deze voorwaarden is dat het voertuig geen zijruit aan de linkerkant van de laadruimte mag hebben. Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat zijn auto een ruit aan de linkerkant van de laadruimte had ten tijde van de controle door de inspecteur, en dat dus niet aan de inrichtingseisen voor bestelauto’s wordt voldaan. Belanghebbende had dus geen recht op toepassing van het verlaagde tarief voor bestelauto’s en de naheffingsaanslag is terecht opgelegd.

De inspecteur heeft ook terecht een verzuimboete opgelegd tegen het maximale percentage van 100%. Er is geen sprake van avas doordat belanghebbende zelf geen onderzoek heeft gedaan naar de geldende inrichtingseisen. Dat belanghebbende naar eigen zeggen is afgegaan op de verklaring van de garagehouder die de auto verkocht heeft, ontslaat hem niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. De Rechtbank oordeelt dan ook dat niet aannemelijk is dat belanghebbende al hetgeen gedaan heeft wat redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden. De boete mocht dus worden opgelegd.

Vervolgens is de vraag aan de orde of in dit individuele geval de opgelegde boete passend en geboden is, waarbij de omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Belanghebbende heeft geloofwaardig verklaard dat hij is afgegaan op de informatie van de garagehouder dat sprake was van een ‘bestelauto’ en hij verder geen actieve handeling heeft verricht om het verlaagde tarief te ontvangen. Daarnaast heeft belanghebbende direct na de controle de ruit aan de linkerzijde laten vervangen voor een metalen plaat, zodat de auto voldoet aan de inrichtingseisen. Daartegenover staat dat belanghebbende een administratiekantoor heeft en uit dien hoofde bekend is met wet- en regelgeving, waardoor de nodige zorgvuldigheid van hem verlangd had mogen worden bij het naleven van daarvan. Al met al is de rechtbank van oordeel dat een boete van € 750 passend en geboden is.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2020:263