Belanghebbende staat op een Nederlands adres in de basisregistratie personen ingeschreven. In ieder geval op en sedert 2 september 2018 staat belanghebbende ingeschreven op het adres. Op 2 september en drie andere data is bij controles geconstateerd dat belanghebbende met een motorrijtuig met een Duits kenteken in Nederland gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. De inspecteur heeft nadat belanghebbende niet de BPM heeft voldaan een naheffingsaanslag opgelegd alsmede een verzuimboete.

In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.

Wat betreft de naheffingsaanslag komt de Rechtbank tot de conclusie dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende heeft ter zitting naar voren gebracht dat zijn zus, de echtgenote van de houder van de auto, bij meerdere gelegenheden naast hem in de auto zat. De aanwezigheid van de zus doet niet af aan het feit dat de auto aan belanghebbende ter beschikking stond en dat hij de auto ook daadwerkelijk gebruikte.

Wat betreft de verzuimboete heeft belanghebbende met betrekking tot zijn financiële situatie aangegeven dat hij de boete te hoog acht en dat hij veel schulden heeft. De Rechtbank acht deze stelling onvoldoende onderbouwd om een vermindering van de boete te rechtvaardigen. Weliswaar heeft belanghebbende in het kader van zijn verzoek om vrijgesteld te worden van het betalen van griffierecht een aantal inkomensgegevens overgelegd, maar daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij niet in staat kan worden geacht de verzuimboete te voldoen. Bij dit oordeel heeft de Rechtbank tevens betekenis toegekend aan het feit dat belanghebbende verschillende keren als bestuurder van de auto is aangehouden en dat hij daarin, ook na schriftelijke waarschuwing, heeft volhard.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2020:3933