Aan verdachte wordt (onder meer) tenlastegelegd dat hij – al dan niet als feitelijk leidinggever – een gebrekkige administratie heeft gevoerd, waardoor te weinig belasting is geheven.

De verdediging heeft aangevoerd dat het fiscale onderzoek naar verdachte ten onrechte of te vroeg is overgegaan in een strafrechtelijk onderzoek, nu van een redelijk vermoeden van schuld bij enig strafbaar feit op dat moment geen sprake was. Het gevolg is dat het verkregen bewijs niet kan worden gebruikt in de strafzaak.

Het Hof stelt vast dat uit onderzoek naar de administraties van de VOF, waarin verdachte vennoot was, is gebleken dat er grote verschillen zaten in de verkoopfacturen aan de afnemers in België en de inkoopfacturen van die afnemers. In de administratie van de VOF werden (vrijwel) geen weegbonnen en in- en verkoopfacturen aangetroffen, terwijl in de administraties van de afnemers voor ongeveer € 1.000.000 aan inkoop bij de VOF was aangegeven. De VOF heeft geen gehoor gegeven aan de vorderingen van de Belastingdienst om de ontbrekende administratie te overleggen. Anders dan de verdediging is het Hof van oordeel dat de feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit opleveren.

Uit onderzoek van de FIOD is gebleken dat de administratie van de VOF onvolledig en/of onjuist was, maar ook dat de onjuistheid of onvolledigheid van deze administratie niet heeft geleid tot de afdracht van te weinig omzetbelasting. De vennoten van een VOF zijn belastingplichtig als ondernemer voor de inkomstenbelasting en uit dien hoofde afzonderlijk administratieplichtig. Het Hof overweegt dat het niet ongebruikelijk is dat de administratie van een vennoot afwijkt van de administratie van de VOF. Slechts indien de afzonderlijke vennoten hun administratie (ook) niet op orde hebben, wordt daardoor te weinig belasting afgedragen.

Verdachte en zijn medeverdachte hebben als vennoten van de VOF nagelaten een eigen (juiste en volledige) administratie voor de inkomstenbelasting te voeren. Van afzonderlijke administraties is geen sprake en daarom zijn ook voor de belastingheffing van de afzonderlijke vennoten relevante bescheiden niet bewaard. De verdachte en zijn medeverdachte hebben aldus als vennoot geen eigen administratie voor zichzelf gevoerd, maar ervoor gekozen om hun aangiften inkomstenbelasting te baseren op de administratie van de VOF, die weer was gebaseerd op onvolledige of onjuiste gegevens die door hen waren aangeleverd aan het administratiekantoor.

Het Hof oordeelt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat van ondernemers mag worden verwacht dat zij er alles aan doen om hun geldstromen inzichtelijk te maken, zeker als zij de beschikking hebben over grote hoeveelheden contant geld. De verdachte en zijn broer hebben dat nagelaten door niet de conform de wet vereiste administratie te voeren. Het gevolg is dat de belastingcontrole en -heffing daardoor ernstig is bemoeilijkt en belastingfraude tot gevolg heeft gehad. Het Hof overweegt dat verdachte weliswaar laaggeletterd is, maar dit hem geenszins ontslaat van de verplichting tot het voeren van een juiste administratie, het bewaren van fiscaal relevante bescheiden en het doen van een juiste aangifte. Het Hof gaat verder uit van een benadelingsbedrag van € 1.000.000.

Het Hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede een geldboete van € 20.000.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 13 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1149 

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2018:1149