De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aangiften omzetbelasting. Daaruit is gebleken dat facturen door belanghebbende later werden geboekt dan het moment waarop de facturen zijn uitgereikt. Hierdoor is er omzetbelasting verschoven naar een later tijdvak. Ter zake van deze verschuivingen heeft de inspecteur aan belanghebbende vergrijpboetes opgelegd van 30%, waarbij als straf verminderende omstandigheid is meegenomen dat er alleen een verschuiving heeft plaatsgevonden en per saldo op jaarbasis bezien wel de juiste bedragen aan omzetbelasting zijn betaald.

Het Hof hecht geloof aan de verklaring van belanghebbende dat er willens en wetens is overgegaan tot het boeken van facturen op een later moment met het oog op liquiditeitsproblemen ten einde de omzetbelasting later te hoeven voldoen. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat belanghebbende opzet heeft gehad op het niet betalen van omzetbelasting binnen de in de belastingwet gestelde termijnen.

Het Hof is van oordeel dat belanghebbende zelf de facturen te laat heeft geboekt om aldus de in rekening gebrachte omzetbelasting ook later te kunnen betalen. De stelling van belanghebbende dat de adviseur van belanghebbende, welke voor deskundig kan worden geacht, online de administratie van belanghebbende kon raadplegen doet aan het opzet van belanghebbende niet af.

Ten aanzien de door belanghebbende aangevoerde financiële omstandigheden, overweegt het Hof dat de belastingschulden van ruim € 100.000 niet in aanmerking kunnen worden genomen als straf verminderende omstandigheid, omdat deze schulden grotendeels de niet betaalde loonheffingen over het salaris van de directeur betreffen. Het niet betalen van belastingschulden kan naar het oordeel van het Hof niet leiden tot vermindering van boeten die zijn opgelegd omdat andere belastingschulden te laat zijn betaald. Anders zou volgens het Hof de vreemde situatie ontstaan dat een belanghebbende door het niet betalen van belastingschulden een vermindering van boeten, die zijn opgelegd voor het te laat betalen van andere belastingschulden, zou kunnen bewerkstelligen. De belastingschulden van € 100.000 zijn dan ook eerder strafverzwarend dan straf verminderend. Ook de overige financiële omstandigheden leiden naar het oordeel van het Hof niet tot een straf verminderende omstandigheid.

Voorts is het Hof van oordeel dat de solvabiliteit van belanghebbende niet in de weg staat aan boetes tot een totaalbedrag van € 16.998 en dat dit totaalbedrag proportioneel is. Het Hof twijfelt niet aan het betoog van belanghebbende dat zij ernstig heeft geleden onder de economische crisis. Echter is het Hof van oordeel dat de omstandigheid dat belanghebbende de Belastingdienst kennelijk als bank is gaan gebruiken een verboden gedraging vormt die beboet dient te worden.

Het Hof acht de boetes van elk 30% passend en geboden.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 12 oktober 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4423

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2017:4423