Aan belanghebbende zijn over de jaren 2012 en 2013 naheffingsaanslagen omzetbelasting met vergrijpboeten van respectievelijk € 1.259 en €10.446 opgelegd. In geschil is onder meer of de vergrijpboete over het jaar 2013 terecht – en tot een juist bedrag – is opgelegd.

De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit het ontwikkelen en begeleiden van vastgoedprojecten. In 2007 heeft het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek gestart naar onder meer belanghebbende in verband met vermoedelijk gepleegde valsheid in geschrifte, witwassen en deelname aan criminele organisatie. Belanghebbende heeft daarvoor juridische bijstand ingeschakeld ten einde strafvervolging te voorkomen. In dat verband heeft belanghebbende een schikking met het Openbaar Ministerie getroffen.

De inspecteur heeft vervolgens in 2013 een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting. Tijdens de controle is geconstateerd dat belanghebbende voor te hoge bedragen belasting in aftrek heeft gebracht. De inspecteur heeft daarbij het standpunt ingenomen dat belanghebbende ten onrechte aftrek van voorbelasting heeft geclaimd ter zake van gefactureerde kosten in verband met juridische dienstverlening die betrekking heeft op het voorkomen van strafvervolging ten aanzien van andere (rechts)personen. Ook zou er sprake zijn van een aantal facturen die niet voldoen aan de wettelijke eisen, omdat de tenaamstelling onjuist of onvolledig is dan wel de omschrijving onvoldoende is.

De Rechtbank stelt vast dat belanghebbende vooraftrek heeft genoten ter zake van juridische dienstverlening in het kader van strafrechtelijke procedures die uitsluitend betrekking hebben op andere (rechts)personen dan belanghebbende. De Rechtbank is met de inspecteur van oordeel dat het voor belanghebbende duidelijk moet zijn geweest dat in dit verband geen recht op aftrek bestond. Belanghebbende is de omzetbelasting die door de advocaten aan haar werd gefactureerd toch op aangifte terug blijven vragen. Aldus is naar het oordeel van de Rechtbank sprake van een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid. Van een pleitbaar standpunt is geen sprake.

De Rechtbank is van oordeel dat ook met betrekking tot de aftrek ter zake van de facturen met een onjuiste tenaamstelling sprake is van een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid. Belanghebbende had moeten begrijpen dat geen recht op vooraftrek bestond op facturen die niet op haar naam zijn gesteld. De stelling dat zij recht had op de vooraftrek omdat zij een fiscale eenheid zou vormen is naar het oordeel van de Rechtbank niet onderbouwd.

De Rechtbank acht de vergrijpboete van 25% passend en geboden.

Rechtbank Gelderland 23 december 2017, ECLI:NL:RBGEL:2016:7172

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2016:7172