Belanghebbende is opgericht op 21 oktober 2009. De aandelen van belanghebbende worden middellijk, via een BV, gehouden door de heren X en Y, ieder voor 50%. De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de exploitaties van een eetcafé met een kleine lunch- en avondkaart. De administratie wordt gevoerd door de heer X.

Bij belanghebbende is door de belastingdienst een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte vennootschapsbelasting 2012 en aangiften omzetbelasting van 1 januari tot en met 31 december 2012. De inspecteur heeft naar aanleiding daarvan een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd met een vergrijpboete vanwege grove schuld voor een bedrag van € 4.299.

Ten aanzien van de opgelegde vergrijpboete overweegt de Rechtbank dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van grove schuld. De Rechtbank overweegt in dat verband dat nu (de directeur van) belanghebbende zelf de primaire administratie heeft gevoerd, en zij deze administratie door de adviseur heeft laten gebruiken voor de aangifte vennootschapsbelasting terwijl belanghebbende ten minste had moeten weten dat in deze gebrekkige administratie niet de volledige omzet was verwerkt, gelet op de afwijkende brutowinstpercentages in 2012, er sprake is van grove schuld bij belanghebbende ten aanzien van het niet doen van de vereiste aangifte.

In de omstandigheid dat de navorderingsaanslag tot stand is gekomen met omkering en verzwaring van de bewijslast, ziet de Rechtbank geen reden de vergrijpboete te matigen. De navorderingsaanslag is volgens de Rechtbank gebaseerd op concrete en gemotiveerde berekeningen van de inspecteur op basis van gegevens uit de administratie van belanghebbende en belanghebbende heeft niets, althans onvoldoende, naar voren gebracht op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de niet-verantwoorde omzet in werkelijkheid lager was. Er bestaat derhalve geen grond om voor vaststelling van de hoogte van de boete uit te gaan van een lagere grondslag dan die voor de belastingheffing met gebruikmaking van de verzwaring van de bewijslast is vastgesteld.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2020:1697