De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2010 tot en met 2013 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd. Voorts zijn er vergrijpboetes van 50% opgelegd van respectievelijk € 12.023, € 12.729, € 12.953 en € 12.295.

Naar aanleiding van een ingesteld boekenonderzoek bij belanghebbende is de inspecteur tot de conclusie gekomen dat belanghebbende te kwader trouw heeft gehandeld door willens en wetens een onzakelijke huurprijs overeen te komen met een gelieerde partij en deze ten laste van de winst te brengen. De boetes zijn gematigd tot € 50.000 en pondspondsgewijs verdeeld over de verschillende jaren.

De Rechtbank acht aannemelijk dat de door belanghebbende gedane uitgaven die in de aangiften inkomstenbelasting als ‘overige kosten’ zijn gepresenteerd in het geheel hun grondslag vinden in de persoonlijke verhouding tussen belanghebbende en Stichting X, van wie belanghebbende een pand huurde. Deze uitgaven kunnen naar het oordeel van de Rechtbank niet als (zakelijke) ondernemingskosten in aanmerking worden genomen en de inspecteur heeft deze kostenaftrek terecht niet geaccepteerd.

Ten aanzien van de opgelegde boetes is de Rechtbank van oordeel dat belanghebbende door de wijze van presentatie van de kosten heeft getracht de werkelijkheid te verhullen, nu deze zijn geboekt als ‘overige kosten’. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Rechtbank opzettelijk kosten voor de huur van een loods die hij nodig had voor de uitoefening van zijn hobby geboekt als ondernemingskosten en een kostenaftrek gecreëerd door het opstellen van een huurcontract met een stichting waarvan belanghebbende zelf een van de bestuurders is. Belanghebbende wist dat hij hierdoor ten onrechte aanzienlijke bedragen aan kosten in mindering op het resultaat bracht, met als gevolg dat de belastingaanslagen over deze jaren tot zeer aanzienlijk te lage bedragen zouden worden vastgesteld.

De Rechtbank neemt verder nog in aanmerking dat belanghebbende zichzelf presenteert als certified public controller. De Rechtbank is van oordeel dat de boetes reeds afdoende zijn gematigd en ziet geen aanleiding deze verder te matigen.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2018:7953