Belanghebbende was enig aandeelhouder van een NV die is gevestigd op de Nederlandse Antillen. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV geen marktconforme vergoeding opgenomen voor de terbeschikkingstelling van een kantoorruimte aan een gelieerde vennootschap. De inspecteur heeft dientengevolge correcties toegepast, alsmede een vergrijpboete opgelegd. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij zich niet bewust is geweest van het doen van onjuiste aangifte, omdat hij erop mocht vertrouwen dat zijn controller de aangifte correct zou invullen dan wel omdat het gebruik van de kantoorruimte niet was overeengekomen.

De Rechtbank overweegt dat de terbeschikkingstelling aan een gelieerde vennootschap, tijdens de onderhandelingen tussen belanghebbende en de inspecteur, expliciet onderwerp van overleg is geweest hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst. De Inspecteur acht de correcties daarmee juist.

Ten aanzien van de vergrijpboete stelt de inspecteur zich op het standpunt dat de besprekingen met belanghebbende in het kader van de vaststellingsovereenkomst, in het bijzijn van de toenmalige gemachtigde van belanghebbende hebben plaatsgevonden. Tijdens die besprekingen is uitvoerig gesproken over de verantwoording van de terbeschikkingstelling aangezien ook in de periode voor 2010 sprake was terbeschikkingstelling aan een gelieerde vennootschap. Gelet hierop meent de inspecteur dat belanghebbende wist, althans moet hebben geweten, dat hij het resultaat uit de terbeschikkingstelling in zijn aangifte had moeten verantwoorden. Tot slot stelt de inspecteur dat het niet aannemelijk is dat de controller de beslissing heeft genomen om de terbeschikkingstelling niet in de aangifte op te nemen.

Belanghebbende heeft in dit verband gesteld dat hij niet wist dat hij een resultaat wegens terbeschikkingstelling in aanmerking had moeten nemen aangezien in de akte van economische overdracht staat dat het gebruik ‘om niet’ zou plaatshebben. De Rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig in het licht van de vaststellingsovereenkomst die door belanghebbende is getekend, die mede betrekking had op het geschil over de in aanmerking te nemen huurwaarde voor het door belanghebbende aan zijn vennootschap ter beschikking stellen van een onroerende zaak. Gelet op het feit dat belanghebbende eveneens professioneel marktdeelnemer is op het gebied van vastgoed, acht de Rechtbank de verklaring van belanghebbende niet geloofwaardig.

De Rechtbank acht voorts – met de inspecteur – niet aannemelijk dat de controller de beslissing zou hebben genomen en daarbij een fout zou hebben gemaakt. De Rechtbank is van oordeel dat de vergrijpboete van 50% passend en geboden is.

Rechtbank Gelderland 16 juni 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3226

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2016:3226