Aan verdachte wordt onder meer tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het op naam van een aantal anderen, opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2014 c.q. het valselijk opmaken daarvan.

Verdachte is in 1992/1993 begonnen met een financieel- en belastingadviesbureau in de vorm van eenmanszaak. Vanaf 1999 heeft verdachte samen met zijn echtgenote het adviesbureau voortgezet in een vennootschap onder firma, onder de naam “bedrijf X VOF”. De activiteiten van de VOF bestonden onder meer uit het doen van aangiften inkomstenbelasting voor particuliere klanten.

De Rechtbank oordeelt dat verdachte in het kader van zijn onderneming “bedrijf X VOF” voor een vijftal belastingplichtigen aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2014 valselijk heeft opgemaakt. Het betreft in totaal 25 aangiften waarin verdachte – zonder medeweten van de betreffende belastingplichtigen – ten onrechte giften en zorg- en studiekosten in aftrek heeft gebracht. De Rechtbank berekent het belastingnadeel dat hiermee gemoeid is op ongeveer € 25.000.

De Rechtbank rekent het verdachte aan dat door zijn handelwijze de belastingplichtigen voor wie hij onjuiste aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan, de onterechte teruggaven- met heffingsrente- moeten terugbetalen aan de Belastingdienst, met alle gevolgen van dien.

De Rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is. Tevens heeft de Rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) dat bij een benadelingsbedrag van € 25.000 euro een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden, dan wel een taakstraf aangeven. De Rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat geen rekening gehouden met de door verdachte voor zijn overige particuliere klanten opgemaakte aangiften inkomstenbelasting, nu geen sprake is van door verdachte erkende feiten, noch van feiten die kunnen worden aangemerkt als omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan. De Rechtbank heeft bij zijn beslissing uitsluitend rekening gehouden met de 25 bewezenverklaarde, valselijk opgemaakte aangiften inkomstenbelasting.

Alles afwegende veroordeelt de Rechtbank verdachte tot een taakstraf van 180 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De Rechtbank ziet verder onvoldoende aanleiding om als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke strafdeel verdachte te verbieden om gedurende de proeftijd belastingaangiften voor derden te verzorgen.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2018:2737