Eiseres verkoopt fotoboeken. Op aanwijzing van de Belastingdienst paste eiseres het algemene  btw-tarief toe. Op 18 december 2009 oordeelde de Rechtbank Haarlem dat voor deze fotoboeken het verlaagde btw-tarief van toepassing is (ECLI:NL:RBHAA:2009:BP1797). De Belastingdienst heeft eiseres daarop een btw-teruggaaf verleend over de tijdvakken waarvoor nog een bezwaartermijn openstond. Daarnaast heeft de Belastingdienst eiseres een ambtshalve  btw-teruggaaf verleend voor (tijdvakken gelegen in) de periode vanaf 18 december 2009 waarvan de bezwaartermijn reeds was verlopen. Eiseres heeft in 2013 een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over (tijdvakken gelegen in) de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009 ingediend. De Belastingdienst heeft het verzoek opgevat als een bezwaarschrift tegen de voldoening van de omzetbelasting in de hiervoor genoemde periode.  De Belastingdienst heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij de Rechtbank is primair in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Subsidiair is in geschil of eiseres recht heeft op de door haar verzochte teruggaaf van omzetbelasting.

De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de brieven ver buiten de bezwaartermijn van zes weken zijn ontvangen en dat het bezwaar daarom niet-ontvankelijk is verklaard. Er is niet gesteld noch gebleken dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft kunnen maken. Van verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in art. 6:11 Awb is dan ook geen sprake.

De rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de Belastingdienst het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu het bezwaarschrift is ontvangen buiten de bezwaartermijn van art. 6:7 en 6:9 Awb jo. 22j AWR.

Voorts verklaart de rechtbank zich onbevoegd. Tegen  een ambtshalve genomen besluit staat noch op de voet van art. 26 AWR noch op grond van enige andere wettelijke bepaling beroep bij de rechter in belastingzaken open. Tegen een ambtshalve genomen beslissing kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (vgl. ECLI:NL:HR:2013:1797). De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.

Op het beroep in (sprong)cassatie volgt een art. 81 RO afdoening

Hoge Raad 18 december 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:3590