De verdachte was tot 2010 CFO van een BV die onderdeel uitmaakte van een Amerikaans concern. Tijdens een interne controle zijn enkele transacties naar voren gekomen waarmee hij € 210.000 heeft overgeboekt naar de bankrekening van zijn eigen eenmanszaak. Het Hof komt net als de Rechtbank tot een bewezenverklaring voor valsheid in geschrifte, verduistering en belastingfraude, maar legt een lagere straf op.

In 2008 en 2009 heeft de verdachte via zeven transacties € 210.000 overgeboekt van een op naam van zijn werkgever staande bankrekening naar zijn eigen eenmanszaak. Deze gelden betroffen geen salarisbetalingen. Tijdens een interne accountantscontrole zijn de betalingen naar de CFO aan het licht gekomen, waarna hij heeft aangegeven dat dit acquisitiekosten betroffen voor de overname van een Oostenrijkse GMBH. Ter onderbouwing zijn door de CFO ontvangstbevestigingen en kwitanties overgelegd. Bij de BV is deze uitleg geaccepteerd en zijn de betalingen als acquisitiekosten ten laste van het resultaat geboekt. Dat de ontvangen gelden daadwerkelijk zouden zijn aangewend als acquisitiekosten wordt vervolgens in 2015 door de Belastingdienst onderzocht tijdens een belastingcontrole. De verdachte verstrekt vervolgens verschillende overzichten en documenten waaruit zou volgen dat het om geld ging dat via zijn ondernemingsrekening ten behoeve van zijn werkgever contant zou zijn doorbetaald als ‘findersfee’.

Het Hof acht verduistering bewezen en acht de door de verdachte afgelegde verklaring over het ‘doorbetalen’ ongeloofwaardig. Enige onderbouwing hiervan ontbreekt en de vertegenwoordiger van de AG ontkent contante gelden van de verdachte te hebben ontvangen en de overeenkomst niet te kennen.

De door verdachte aan de Belastingdienst verstrekte ontvangstbevestigingen/kwitanties worden daarom voorts als vals aangemerkt. Het Hof veroordeelt hem ook voor het opzettelijk onjuist doen van aangiften IB, omdat hij heeft nagelaten het bedrag van  € 210.000 te verantwoorden in zijn aangiften IB over de jaren 2008 en 2009.

Het Hof legt de voormalig CFO een taakstraf op van 240 uur. Daarbij zorgt de ouderdom van de feiten, de leeftijd van verdachte, het feit dat hij ‘first offender’ is en de overschrijding van de redelijke termijn van drie jaar en zes maanden ervoor dat een lagere straf wordt opgelegd dan in eerste aanleg. Door de Rechtbank is verdachte namelijk veroordeeld tot 240 uur taakstraf en een gevangenisstraf van vijf maanden waarvan drie voorwaardelijk.

Hof Amsterdam 6 oktober 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3178.