Verdachte wordt ervan beschuldigd dat de BV te laat of onjuiste belastingaangiftes vennootschapsbelasting en omzetbelasting heeft gedaan in de jaren 2014 tot en met 2018. Daarnaast zou de BV geen administratie hebben gevoerd. Verdachte wordt ook verweten een aangifte inkomstenbelasting onjuist te hebben gedaan.

Naar aanleiding van het niet doen van aangiftes omzetbelasting en vennootschapsbelasting  is in eerste instantie een boekenonderzoek gestart bij de BV. Daarbij is een groot aantal gebreken naar voren gekomen. Vervolgens is het strafrechtelijk onderzoek gestart. De rechtbank is allereerst van oordeel dat de BV een groot aantal aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting niet binnen de gestelde termijnen heeft ingediend. Daarnaast zijn voor een aantal jaar c.q. perioden ten name van de BV nihilaangiften ingediend. Daarbij is aangegeven dat de BV geen activiteiten heeft gehad. Er werd omzetbelasting teruggevraagd. Uit het boekenonderzoek en het strafrechtelijke onderzoek is gebleken dat de BV aanzienlijke omzetten en substantiële winsten heeft gerealiseerd in de betreffende jaren. Op de in de administratie aangetroffen facturen is omzetbelasting vermeld. Er zijn aanzienlijke privé-uitgaven vanaf de zakelijke rekening van de BV gedaan alsook hebben er aanzienlijke contante opnamen en overboekingen naar de privérekeningen van verdachte en zijn echtgenote plaatsgevonden. Hiervan is geen kasboek bijgehouden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er activiteiten waren in de BV en heeft ook erkend dat er omzet en winst is gerealiseerd. De rechtbank acht bewezen dat de BV opzettelijk onjuiste aangiftes vennootschapsbelasting en omzetbelasting heeft ingediend en opzettelijk de verplichte administratie niet heeft gevoerd, aan welke gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.  Ook de aangifte inkomstenbelasting van verdachte is opzettelijk onjuist ingediend. Het verweer dat opzet zou ontbreken omdat verdachte de aangiften en de administratie had uitbesteed aan derden gaat niet op, onder meer omdat verdachte in de samenwerking zodanig is tekort geschoten dat hem zelf opzet moet worden verweten.

De Rechtbank vindt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Verdachte erkent zijn fouten en heeft spijt. Daarnaast heeft hij grote schulden die afgelost moeten worden. Het is van belang dat verdachte kan werken om zijn schulden af te lossen.

Om die reden vindt de rechtbank ook een geldboete onwenselijk. Daardoor zou immers de schuldenlast van verdachte nog verder toenemen. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2020:2031