In een strafrechtelijk onderzoek naar dividendstrippen heeft de officier van justitie vorderingen ingediend tot het horen van drie belastingadviseurs als getuige die in het verleden en het heden fiscale rechtsbijstand hebben verleend aan de verdachten in kwestie. Destijds als belastingadviseur, maar later als advocaat. De raadslieden hebben het standpunt ingenomen dat de vorderingen moeten worden afgewezen omdat de (advocaat) belastingadviseurs een (afgeleid) verschoningsrecht toekomt en ook omdat een verhoor een onaanvaardbare doorkruising van het recht op rechtsbijstand zou opleveren vanwege de verwevenheid tussen de fiscale procedure en het strafrechtelijk onderzoek.

De rechter-commissaris van Rechtbank Amsterdam overweegt in zijn algemeenheid dat het niet mogelijk is om een raadsman als getuige te horen over de verdenking van zijn cliënt. Daarvan is in dit geval geen sprake, omdat de (advocaat) belastingadviseurs zich in de strafzaak niet hebben gesteld als advocaat. De mogelijkheid dat de rechtsbijstandsrelatie in de fiscale zaak mogelijk onder druk komt te staan doordat de gemachtigde in de strafzaak zouden worden gehoord, is volgens de rechter-commissaris geen reden om de vorderingen af te wijzen. De rechter-commissaris wijst de vorderingen toe en delegeert de verhoren aan de FIOD.

Verder overweegt de rechter-commissaris dat in het belastingrecht op grond van het fair play beginsel is aangenomen dat belastingadviseurs een zogenoemd informeel verschoningsrecht hebben ten aanzien van rapporten en andere geschriften van derden voor zover zij ten doel hebben de fiscale positie van een belastingplichtige te belichten of hem daarover te adviseren. Het ligt in de rede dat dit informele verschoningsrecht zich ook uitstrekt tot door een belastingadviseur in een fiscale procedure als getuige af te leggen verklaringen, aldus de rechter-commissaris. Daar staat tegenover dat het vaste rechtspraak is dat aan de belastingadviseur in een strafrechtelijke procedure geen verschoningsrecht toekomt. Deze door de Hoge Raad gegeven regels kunnen alleen met elkaar worden verenigd door te bepalen en te waarborgen dat door de belastingadviseurs /advocaten tijdens de verhoren afgelegde verklaringen over de fiscale positie van hun cliënten en hun advisering daarover uitsluitend mogen worden gebruikt in de onderhavige strafzaken.

Nu het verhoor zal worden uitgevoerd door opsporingsambtenaren van de FIOD, zal moeten blijken dat deze ambtenaren niet tevens betrokken zijn bij de belastingheffing en/of de lopende fiscale procedure van de verdachten. Indien de verklaringen desondanks zouden worden gebruikt voor doeleinden van belastingheffing, dan komt het oordeel welk gevolg moet worden verbonden aan schending van deze restrictie, toe aan de rechter die over de belastingheffing beslist.

Rechtbank Amsterdam 1 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1425

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:1425