Een autohandelaar heeft in de periode van mei 2016 t/m november 2017 in totaal 71 verzoeken ingediend om teruggaaf van BPM voor auto’s wegens de beëindiging van de registratie van de auto’s in het Nederlandse kentekenregister. Volgens de teruggaafverzoeken zijn de auto’s geëxporteerd naar Duitsland. Daarbij zouden onder meer vervalste Duitse voertuigdocumenten ingediend. Diverse voertuigdocumenten vermelden onjuiste data van afgifte en dag- en jaarnummers en/of onjuiste of niet-bestaande Duitse districtscodes. Hoewel de inspecteur de teruggaafverzoeken eerst heeft ingewilligd en teruggaafbeschikkingen heeft afgegeven, stelt hij zich later op het standpunt dat er ten onrechte teruggaaf is verleend. Er wordt een naheffingsaanslag BPM opgelegd ten bedrage van € 49.688 en een vergrijpboete van 50% ad € 24.844. De autohandelaar gaat in bezwaar en in beroep.

Bij Rechtbank Gelderland is alleen in geschil of de vergrijpboete terecht is opgelegd en, zo ja, of deze niet te hoog is vastgesteld. De autohandelaar betwist niet dat hij uit Duitsland vervalste voertuigdocumenten heeft gekregen en dat hij deze bij de Belastingdienst heeft ingediend in het kader van de teruggaafverzoeken. Hij heeft ter zitting onbetwist toegelicht dat hij de (authenticiteit van) de voertuigdocumenten maar zeer beperkt kan controleren, mede omdat die in het Duits zijn opgesteld, terwijl hij de Duitse taal niet machtig is. Zo wist hij niet dat “schwarz” zwart betekent en hij heeft daar ook geen specifieke aandacht aan besteed. Hij heeft wel de chassisnummers gecontroleerd en die waren correct.

De rechtbank acht het, met name gelet op de taalbarrière, niet aannemelijk dat de onjuistheden in de Duitstalige voertuigdocumenten voor de autohandelaar zodanig evident waren dat deze voor hem aanstonds duidelijk en als zodanig herkenbaar moeten zijn geweest. Volgens de rechtbank kan aan de inspecteur worden toegegeven dat van de autohandelaar – met een internationale autohandel van zekere omvang – kan worden verwacht dat de door hem ontvangen voertuigdocumenten met de nodige zorgvuldigheid en nauwgezetheid op echtheid worden beoordeeld. Deze norm gaat echter niet zo ver dat de autohandelaar door de voertuigdocumenten niet te (laten) controleren willens en wetens (en daarmee opzettelijk) de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat ten onrechte teruggaaf van rest-BPM zou worden verleend. Wellicht had de autohandelaar van de onjuistheden in de voertuigdocumenten op de hoogte kunnen en behoren te zijn, aldus de rechtbank. Toch kan zonder een nadere onderbouwing van de inspecteur die ontbreekt, niet worden gezegd dat de autohandelaar in de hiervoor omschreven omstandigheden ook daadwerkelijk op de hoogte was van die onjuistheden of dat hij daarvan moet hebben geweten.

Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de autohandelaar geen opzet kan worden verweten en dat de vergrijpboete daarom moet worden vernietigd. Het beroep is gegrond verklaard.

Rechtbank Gelderland 4 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1109.

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2024:1109