Aan belanghebbende is een aanslag inkomstenbelasting opgelegd alsmede een vergrijpboete van € 7.534.

Bij belanghebbende is door de politie een hennepkwekerij aangetroffen. Het politierapport is aan de inspecteur toegezonden, waarna een aanslag inkomstenbelasting is opgelegd met een vergrijpboete. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

De gemachtigde van belanghebbende heeft nadrukkelijk betwist dat sprake was van bewustheid dat een onjuiste aangifte werd gedaan. De gemachtigde stelt dat juist uitstel voor het antwoorden op de gevraagde informatie over de hennepkwekerij was gevraagd en gekregen, zodat kon worden afgewacht wat de strafrechter zou beslissen en dit kon worden meegenomen bij de aangifte. De gemachtigde van belanghebbende meende ook dat belanghebbende uitstel had gekregen voor het doen van aangifte.

Belanghebbende heeft de bedoelingen van de gemachtigde kennelijk niet helemaal goed begrepen en heeft zonder overleg met de gemachtigde aangifte gedaan van zijn reguliere inkomsten. Hij meende dat de Belastingdienst al van de hennepkwekerij op de hoogte was en dat dit deel met de gemachtigde samen zou worden uitgewerkt. Belanghebbende wilde net als elk jaar zijn gewone inkomen met de aangifte afhandelen. Hierbij is gebruik gemaakt van hulp bij aangifte door studenten. Belanghebbende geeft aan dat hij niet wist dat het niet goed was dat de inkomsten uit de hennepkwekerij niet in de aangifte werden opgenomen.

De Rechtbank acht de verklaring van belanghebbende geloofwaardig, mede gelet op het door de inspecteur verleende uitstel voor het antwoorden op de vragenbrieven over de inkomsten uit de hennepteelt. Het is bovendien juist dat de inspecteur ten tijde van het doen van aangifte door belanghebbende, al op de hoogte was van het feit dat belanghebbende een hennepkwekerij had die was ontdekt door de politie. De inspecteur heeft – tegenover hetgeen is gesteld door belanghebbende – onvoldoende naar voren gebracht om de vereiste bewustheid bij belanghebbende aanwezig te achten.

Nu niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende zich ervan bewust was dat hij een onjuiste aangifte deed, is ook niet aannemelijk dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet bij belanghebbende. De Rechtbank vernietigt de vergrijpboete.

Rechtbank Gelderland 25 april 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:1910

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2018:1910