Verdachte en zijn vrouw worden ervan verdacht opzettelijk onjuiste aangiften omzet- en inkomstenbelasting te hebben ingediend.

 

De verdediging stelt primair dat het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu er conform de Richtlijnen AAFD geen recht bestond om verdachte strafrechtelijk te vervolgen. De Rechtbank is van oordeel dat op juiste gronden en overeenkomstig de Richtlijnen AAFD tot vervolging is overgegaan. Het belastingnadeel bedroeg weliswaar minder dan het drempelbedrag, maar er was sprake van tenminste één van de in de Richtlijnen AAFD genoemde overige aspecten te weten de ‘onmogelijkheid van verhaal’. De Rechtbank acht het OM derhalve ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

Verdachte deed mee aan dartstoernooien, verzorgde dartsdemonstraties en deed tv-optredens. In verband daarmee is op 1 januari 2007 een VOF opgericht die per 1 januari 2014 is omgezet in een eenmanszaak waarvan verdachte eigenaar was. Zijn vrouw (medeverdachte) boekte de reizen, regelde de inschrijvingen en verzorgde de administratie van de VOF. De inkomsten van de VOF bestonden uit prijzengeld, sponsorgelden, inkomsten uit dartsdemo’s en tv-gelden. Uit onderzoek van de FIOD bleek dat de – door medeverdachte ingediende – aangiften omzet- en inkomstenbelasting tot een te laag bedrag waren ingediend.

Verdachte wist dat zijn vrouw onvoldoende kennis had om de administratie bij te houden en het moeilijk vond om de aangiften in te vullen. Hij heeft niet gecontroleerd of de namens hem ingevulde aangiften juist waren. Door ondanks de ondeskundigheid van zijn vrouw een controle op de ingediende aangiften achterwege te laten, is verdachte naar het oordeel van de Rechtbank op zijn minst onverschillig geweest ten aanzien van de verwezenlijking van de aanmerkelijke kans dat namens hem aangiften onjuist werden ingediend en heeft hij deze kans daarmee bewust aanvaard.

De Rechtbank stelt het benadelingsbedrag vast op € 100.000. De Rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij niet eerder is veroordeeld en dat de redelijke termijn is overschreden.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 150 uren. De vrouw van verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 190 uren.

Rechtbank Overijssel 4 september 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:3435

Rechtbank Overijssel 4 september 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:3438

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2017:3435

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2017:3438