Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2003 tot en met 2012 vergrijpboetes opgelegd, omdat in het buitenland aangehouden vermogen niet (tijdig) aan de Belastingdienst is opgegeven. In geschil is of de vergrijpboetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

De Rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende ten tijde van het doen van aangifte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden geheven nu is komen vast te staan dat belanghebbende de bankrekening niet heeft aangegeven in haar aangifte inkomstenbelasting. Dat rechtvaardigt in beginsel een boete van 100%. Omdat belanghebbende heeft meegewerkt, heeft de inspecteur de boete gematigd tot 60%. Dit is naar het oordeel van de Rechtbank op juiste gronden geschied.

Belanghebbende doet een beroep op matiging dan wel vernietiging van de aan haar opgelegde boete vanwege haar geestelijke gesteldheid. De Rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandig-heden geen aanleiding geven de boetes volledig te vernietigen. Vanuit een oogpunt van generale preventie is een strafoplegging passend en geboden. De gemachtigde van belanghebbende stelt dat vergelding niet meer aan de orde kan zijn en omschrijft het in zijn pleitnota slechts als een inkomstenbron voor de Staat. De Rechtbank overweegt echter dat juist belanghebbende gedurende vele jaren inkomsten aan de Staat heeft onthouden en ziet geen reden waarom belanghebbende niet in haar vermogen zou kunnen worden getroffen. De persoonlijke omstandigheden van belang-hebbende – zoals de indicatie voor beschermd wonen met intensieve dementiezorg voor onbepaalde tijd – geven de Rechtbank ook geen aanleiding de boetes verder te matigen.  De Rechtbank acht de boetes van 60% van de nagevorderde bedragen derhalve passend en geboden.

De inspecteur heeft een compromisvoorstel aan belanghebbende gedaan. Het compromisvoorstel, hetgeen door belanghebbende niet was geaccepteerd, hield in dat de boetes over de jaren 2003 tot en met 2007 zouden worden verminderd tot 25% en dat de boetes over de jaren 2008 tot en met 2012 gehandhaafd bleven op 60%. Gezien de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende heeft de inspecteur ter zitting aangegeven bereid te zijn de boetes voor de jaren 2003 tot en met 2007 te verminderen tot 20%. De Rechtbank zal dit volgen en de boetes verder matigen met 5% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:7234