Op 20 november 2007 wordt door belanghebbende aangifte gedaan voor in het vrije verkeer brengen van een partij verse knoflookbollen. Bij de invoer wordt aangegeven dat het land van oorsprong Pakistan is. Tijdens verificatieonderzoek door de Douane worden monsters genomen van diverse exemplaren van de knoflookbollen. Na onderzoek door een Amerikaans laboratorium wordt vastgesteld dat de knoflookbollen 98-99% matchen met Chinese knoflook.
In de hofuitspraak wordt geoordeeld dat de Inspecteur met het overleggen van de resultaten uit het Amerikaanse laboratoriumonderzoek heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de oorsprong van de knoflook China is. In de eerste cassatie wordt echter geoordeeld dat het bewijsoordeel van het Hof ontoereikend is gemotiveerd.
Hierop heeft het Hof na verwijzing een deskundige benoemd die zowel schriftelijk als ter zitting vragen heeft beantwoord. Vervolgens heeft het Hof een oordeel gegeven over de betrouwbaarheid van de onderzoeksbevindingen van het Amerikaanse laboratorium en geconcludeerd dat de bevindingen als bewijs kunnen worden gebruikt. De Inspecteur heeft volgens het Hof voldaan aan de op hem rustende bewijslast.
In de tweede cassatie slaagt het middel van belanghebbende dat de verklaring van de deskundige juist wijst op onbetrouwbaar onderzoek omdat de hoeveelheid Pakistaanse knoflookbollen die als vergelijkingsmateriaal is betrokken in het onderzoek dan het Amerikaanse Laboratorium klein is, dat uit de door het Amerikaanse laboratorium verschafte informatie niet zelfstandig kan worden afgeleid of er overlap is tussen Chinese en Pakistaanse knoflookbollen-populaties en dat bij gebreke van voldoende inzicht in de representativiteit van het vergelijkingsmateriaal niet valt te beoordelen in hoeverre de onderzoeksbevindingen juist of onjuist zijn. Gelet op de verklaring van de deskundige acht de Hoge Raad het oordeel van het Hof dat de onderzoeksbevindingen betrouwbaar zijn en dat de Inspecteur heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast, onbegrijpelijk.
De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, waarna het (tweede) verwijzingshof opnieuw moet beoordelen over de vraag of de Inspecteur voor de ingevoerde knoflookbollen de oorsprong China heeft bewezen.
Tot slot merkt de Hoge Raad nog op – en dat is wel bijzonder – dat uit het oogpunt van een behoorlijke rechtspleging het Hof na verwijzing de zaak dient te behandelen in een volledig andere samenstelling van raadsheren die nog niet bij de zaak betrokken zijn geweest.
Hoge Raad 15 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:64