Klaagster is (de curator van) een zorgbureau die zich voornamelijk richtte op het leveren van thuiszorg en sloot met het oog op haar bedrijfsactiviteiten overeenkomsten met zorgkantoren.

Betrokkene was in 2010 controlerend accountant van het zorgbureau en heeft ten behoeve van (onder meer) drie zorgkantoren accountantsverklaringen afgegeven. Tevens heeft zij een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening van het zorgbureau.

Uit de resultaten van een onderzoek in opdracht van één van de zorgkantoren naar aanleiding van gebleken misstanden bij het zorgbureau is in het najaar van 2011 bekend geworden dat het zorgbureau veel meer zorg had gedeclareerd dan daadwerkelijk was geleverd.

De klacht houdt in dat betrokkene ten onrechte een goedkeurende verklaring zou hebben afgegeven nu in die jaarrekening ten onrechte een bedrag van (afgerond) € 3,7 miljoen aan omzet is verantwoord. Klaagster voert ter onderbouwing – onder meer – aan dat betrokkene ten onrechte na de controle van de nacalculaties geen aanvullende controlewerkzaamheden heeft verricht,  dat zij zich bij het afgeven van de goedkeurende verklaring louter zou hebben gebaseerd op een verklaring van de (indirect) bestuurder van het zorgbureau inhoudende dat de zorgkantoren de nacalculaties hadden goedgekeurd en dat zij signalen van fraude bij het zorgbureau onvoldoende serieus heeft genomen.

De Accountantskamer verwerpt het verweer van betrokkene dat de klacht (17 mei 2016) zou zijn verjaard. Ter zake de zesjaars termijn is ter zitting (alsnog) duidelijk gemaakt dat de klacht niet het afgeven van de verklaringen bij de nacalculaties (25 februari 2010) betreft en evenmin de controlewerkzaamheden die voorafgaande daaraan zijn verricht. Het object van de klacht is het afgeven van de goedkeurende verklaring zonder over (in de ogen van klager) toereikende controle-informatie te beschikken. Dat het vergaren van voldoende controle-informatie voorafgaande aan het afgeven van de verklaring had moeten plaatsvinden en dus (mogelijk) meer dan zes jaar vóór het indienen van de klacht, maakt dat niet anders, aldus de Accountantskamer. Volgens de Accountantskamer is de driejaarstermijn evenmin overschreden,  omdat klaagster onweersproken heeft aangevoerd dat zij pas in 2015 over stukken beschikte waaruit het klachtwaardig handelen/nalaten bleek.

De Accountantskamer overweegt dat, gezien de bij de nacalculaties afgegeven verklaringen inhoudende een oordeel met beperking, vaststaat dat betrokkene geen toereikende informatie heeft kunnen verkrijgen om tot de conclusie te komen dat de nacalculaties geen afwijking van materieel belang bevatten. Betrokkene had dus aanvullende controlewerkzaamheden moeten verrichten in het kader van de controle van de desbetreffende post. Betrokkene had zich niet slechts mogen baseren op enkele e-mailberichten van de administrateur van klaagster, alsmede een mondelinge verklaring van een indirect bestuurder van klaagster. Zij had nadere informatie moeten vergaren om zich ervan te vergewissen dat de zorgkantoren (aan welke werd gedeclareerd) hadden ingestemd met de gedeclareerde werkzaamheden.

De Accountantskamer verklaart de klacht gegrond en acht een berisping passend en geboden.

Daarbij weegt de Accountantskamer mee dat betrokkene blijk heeft gegeven van een onvoldoende professioneel kritische instelling bij haar controle van de belangrijkste post in de jaarrekening van klaagster, door genoegen te nemen met ontoereikende controle-informatie.

De Accountantskamer 11 augustus 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:49

https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:TACAKN:2017:49