In geschil is of de inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden door bij belanghebbende informatie op te vragen met betrekking tot in aftrek gebrachte alimentatie en specifieke zorgkosten in de aangifte IB/PVV 2014. Belanghebbende beroept zich daarbij op de onrechtmatigheid van project 1043 en de databank Fraude Signalering Voorziening (FSV-databank)

De eerste klacht richt zich tegen het oordeel van het hof dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet zijn geschonden omdat de bewijslast van de aftrekposten bij belanghebbende ligt en de inspecteur in dat verband dus informatie kan opvragen. In de klacht is toegelicht dat project 1043 inhoudt dat een aangifte, na als zodanig te zijn aangemerkt, de daaropvolgende 5 jaren ter controle wordt uitgeworpen. De resultaten van die controles worden in de FSV-databank verwerkt. Belanghebbende is op grond van het project bevraagd over de aangiften in de jaren 2013 tot en met 2017. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat, nu is vastgesteld dat de FSV-databank in strijd is met de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) en beginselen van behoorlijk bestuur, de grondslag van de correcties in de aangifte IB/PVV 2014 onrechtmatig is.

De Hoge Raad constateert dat belanghebbende de klacht niet bij het hof, maar in cassatie voor het eerst aanvoert. Ter beoordeling van de klacht is vereist dat de toepassing van de FSV-databank en project 1043 concreet met betrekking tot belanghebbende wordt getoetst. Nu het hof dit niet heeft kunnen doen en de Hoge Raad zich van feitelijk onderzoek weerhoudt, wordt de klacht ongegrond verklaard.

Ten overvloede schetst de Hoge Raad uitgangspunten met betrekking tot klachten aangaande de toepassing van de FSV-databank en project 1043. Zo benadrukt de Hoge Raad dat onrechtmatige verwerking van (persoons)gegevens, bijvoorbeeld schending van de AVG, in de regel niet leiden kan tot vermindering van een – op zichzelf bezien juist berekende – aanslag. Dergelijke regelgeving ziet namelijk op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De belastingrechter kan in dit verband ook geen schadevergoeding toekennen. Hiervoor dient de belastingplichtige zich te wenden tot het bestuursorgaan (bijvoorbeeld met een verzoek om schadevergoeding – let op! tot € 25.000 – op grond van art. 82 AVG) of (als ‘rest’ rechter) de civiele rechter.

Hoge Raad 10 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1748.