De verdachte geeft leiding aan een concern van sushi-restaurants uit de hierna vermelde uitspraak. Aan de verdachte is ten laste gelegd dat in de jaren 2008 tot en met 2015 feitelijk leiding heeft gegeven aan belastingfraude, het voeren van een ondeugdelijke administratie en dat hij deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie met als doel het plegen van belastingfraude en gewoontewitwassen. Aan de rechtspersonen waaraan de verdachte leiding gaf zijn fiscale boetes opgelegd, evenals – mogelijk – aan de verdachte zelf voor zijn handelen als privé-persoon. De rechtbank oordeelt echter dat het ne bis in idem-beginsel er desondanks niet aan in de weg staat dat de verdachte als feitelijk leidinggever wordt vervolgd.

Gedurende de strafzaak heeft een documentairemaker in opdracht van de FIOD en het OM gewerkt aan een documentaire over de zaak. Deze zou na de uitspraak worden uitgezonden op televisie. Volgens de verdediging is de vervolging van verdachte (mede) ingegeven door de documentaire waardoor er sprake is van onzuiver oogmerk (van de vervolging). Dit leidt volgens de verdediging tot schending van de goede procesorde en daarmee tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.

De rechtbank overweegt dat het openbaar ministerie gelet op de omvang van de belastingfraude en het nadeelbedrag slechts het eigen vervolgings-protocol heeft gevolgd. Bovendien zou uit het mediacontract blijken dat er ook rekening werd gehouden met een transactie of sepot. Concluderend acht de rechtbank het niet aannemelijk dat er sprake is geweest van onzuiverheid van oogmerk en daarmee is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

Verder stelt de verdediging dat door het meelopen van de journalisten met de FIOD het recht op de persoonlijke levenssfeer is geschonden. De rechtbank gaat hier in mee en overweegt dat er geen (juiste) afweging is geweest tussen de privacy van verdachte en een (maatschappelijk) zwaarwegend belang. Volgens de rechtbank is met deze schending echter geen strafprocessueel voorschrift geschonden en is de ernst van de inbreuk beperkt gebleven. Wel vindt de rechtbank het kwalijk dat het openbaar ministerie opzettelijk heeft geprobeerd om de documentaire geheim te houden en daarmee de verdediging belet heeft in het voeren van een verweer. De rechtbank beschouwt dit streven tot misleiding van de rechtbank en de verdediging als een ernstig verzuim dat leiden tot vergaande compensatie in de straf.

Door de rechtbank wordt het ten laste gelegde vervolgens (grotendeels) bewezen verklaard. Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met de documentaire en met het feit dat de verdachte het concern heeft moeten sluiten. De rechtbank overweegt voorts dat een veroordeelde na het ondergaan van de straf weer als volwaardig lid van de samenleving mag meedoen maar dat dat strafdoel in deze zaak is gefrustreerd door Bibob-procedures. Al met al heeft verdachte groot financieel nadeel geleden en is zijn terugkomst in de samenleving gefrustreerd. De rechtbank weegt al deze omstandigheden mee en legt daarom op grond van artikel 9a Sr geen verdere straf of maatregel op.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2020:6585