In 2017 en 2018 zijn twee stichtingen ontbonden. Na een boekenonderzoek in 2019 en 2020 zijn aan deze stichtingen (navorderings)aanslagen Vpb opgelegd over de jaren 2014 t/m 2017. De aanslagen op naam van de stichtingen zijn door de belastingdeurwaarder betekend aan het voormalig adres van de stichtingen, wat ook het adres is van de vereffenaar. Het vermogen van de ontbonden stichtingen is vereffend en de vereffening was gesloten. Belanghebbende (in zijn rol als voormalig vereffenaar) stelt dat de (navorderings)aanslagen en beschikkingen moeten worden vernietigd omdat deze niet volgens de in de wet voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt en ook niet meer kunnen worden vastgesteld gelet op de daarvoor geldende termijnen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat in het geval dat de aanslag niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt – hetgeen hier het geval is – dient beoordeeld te worden of desalniettemin voldaan is aan de strekking van de regels over de bekendmaking van besluiten. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval, gelet op de handelwijze van de ontvanger, niet is voldaan aan de strekking van de regels over bekendmaking. Zo heeft de ontvanger niet:

  • de aanslagbiljetten verzonden of uitgereikt aan het parket van een ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarin de laatst bekende vestigingsplaats van de stichtingen is gelegen;
  • de naam van de belastingschuldigen, de soorten belastingaanslag, de belastingsoort, de belastingjaren en de dagtekening van de aanslagbiljetten ter publicatie aan de Staatscourant verzonden of uitgereikt;
  • een kopie van de aanslagbiljetten verzonden of uitgereikt aan de voormalige bestuurders.

Door de (navorderings)aanslagen en belastingrentebeschikkingen alleen te betekenen aan belanghebbende is niet zoveel mogelijk beoogd om de personen die betrokken waren bij de stichtingen en die potentieel bezwaar en beroep hadden kunnen instellen tegen de aanslagen, op de hoogte te stellen van de aanslagen hetgeen de strekking van artikel 8, tweede lid, van de IW is. De (navorderings)aanslagen en belastingrentebeschikkingen zijn volgens de rechtbank niet rechtsgeldig bekendgemaakt. Ook is de termijn tot het bevoegdelijk vaststellen van de (navorderings)aanslagen en belastingrentebeschikkingen, waarvoor rechtsgeldige bekendmaking vereist is, verstreken. Daarom dienen de (navorderings)aanslagen en belastingrentebeschikkingen te worden vernietigd.

De rechtbank vernietigd de opgelegde navorderingsaanslagen en kent een schadevergoeding van € 1.500 toe aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn met anderhalf jaar.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 7 maart 2024,  ECLI:NL:RBZWB:2024:1487

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2024:1487