Deze strafzaak kent een lange ‘aanloop’. Op 18 januari 2013 had Rechtbank Den Haag het Openbaar Ministerie in deze zaak niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging wegens een opeenstapeling van ‘(vorm)verzuimen’ in het onderzoek. Tegen dat vonnis werd door de Officier van Justitie hoger beroep ingesteld, waarna het vonnis van de Rechtbank op 12 november 2014 door het Hof werd vernietigd, het Openbaar Ministerie ontvankelijk werd verklaard en de zaak werd teruggewezen.

Thans is de verdachte, na terugwijzing door de Rechtbank veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf voor valsheid in geschrift, uitkeringsfraude, toeslagfraude en het witwassen van gelden die uit deze misdrijven zijn verkregen. Verdachte heeft zich met zijn gastouderbureau over een periode van enkele jaren, samen met anderen, schuldig gemaakt aan toeslagfraude en uitkeringsfraude. Hij heeft een constructie opgezet waarbij met behulp van valse documenten ten onrechte kinderopvangtoeslag zou zijn uitgekeerd. Er zijn aanzienlijke bedragen door de Belastingdienst/Toeslagen uitgekeerd op rekeningen waarover verdachte de beschikking had. Ook heeft verdachte met behulp van valse documenten, waaronder geantedateerde arbeidsovereenkomsten, voorgespiegeld dat diverse personen bij het gastouderbureau in dienst waren geweest, waardoor zij aanspraak zouden hebben op een WW-uitkering. Enkele aanvragen zijn ook gehonoreerd.

Ter zake van de op te leggen straf overweegt de Rechtbank dat op grond van de aard en de ernst van de feiten – uit een oogpunt van normhandhaving en generale preventie – alleen een vrijheidsbenemende straf (voor de duur van 20 maanden) in aanmerking komt.

Rechtbank Den Haag, 25 februari 2016

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:1895