Strafrechtelijke vervolging of beboeting van de adviseur is zeker geen louter theoretische mogelijkheid meer. Dat ook adviseurs straf- en boeterechtelijke risico’s lopen mag niet meer verbazen. Met het op 1 juli 2015 in werking getreden AAFD-protocol, waarin de selectiecriteria voor strafrechtelijke vervolging zijn opgenomen, wordt wederom duidelijk dat de betrokkenheid van een adviseur volgens het OM en de Belastingdienst een separate ‘rechtvaardiging’ vormt voor de inzet van het strafrecht.

In het artikel van mr. A.B. Vissers wordt vanuit het perspectief van de adviseur nader ingegaan op de deelnemingsvarianten die zich in de strafrechtelijke jurisprudentie hebben ontwikkeld en met de invoering van artikel 67o AWR thans eveneens binnen het fiscale boeterecht hebben te gelden. Tevens wordt ingegaan op de uitwerking van deze ontwikkeling in de praktijk en de gevolgen voor de (advies)praktijk.

Er wordt steeds meer verantwoordelijkheid bij de adviseur gelegd. Als een aangifte door een adviseur is ingevuld dan neemt deze adviseur – in de perceptie van het OM, de Belastingdienst en de strafrechter – een gedeelte van de taak van de inspecteur over. Er wordt steeds meer verwacht van de adviseur en er wordt steeds meer vertrouwen gesteld in zijn handelen. Met de ontwikkeling en invoering van Horizontaal Toezicht gaat de adviseur nog meer als voorportaal van de fiscus fungeren. Keerzijde van die ontwikkeling is dat het handelen van de adviseur steeds kritischer wordt getoetst…

Mr. A.B. Vissers, Line of fire; de adviseur onder vuur, MBB 2015, nummer 12, p. 398
https://www.debontspoton.nl/wp-content/uploads/2015/02/Line-of-fire-de-adviseur-onder-vuur.pdf