Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD is verdachte tenlastegelegd dat hij valsheid in geschrift heeft gepleegd ten einde ten onrechte de Belastingdienst ertoe te bewegen toeslagen uit te betalen terwijl daar geen recht op bestond, en gelden heeft witgewassen.

De Rechtbank oordeelt dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting. Verdachte heeft via zijn gastouderbureau ouders benaderd met de vraag of zij ook van oppas gebruik maakten voor hun kinderen. Indien dat het geval was, werd door de consulenten van het gastouderbureau aan de ouders voorgehouden dat zij voor kinderopvangtoeslag in aanmerking konden komen als zij zich door middel van een overeenkomst bij het gastouderbureau aansloten. Tevens werd aan een groot aantal ouders voorgehouden dat de toeslag met terugwerkende kracht kon worden aangevraagd, ook al waren er in het verleden geen kosten gemaakt voor de oppas, er destijds nog geen overeenkomst met een gastouderbureau was en op het moment van de aanvraag ook aan de andere wettelijke voorwaarden nog niet werd voldaan.

De overeenkomsten met de vraag- en gastouders werden vervolgens geantedateerd om een toeslag met terugwerkende kracht te verkrijgen. Op deze wijze werd tegenover de Belastingdienst voorgedaan alsof reeds vanaf de datum van aanvraag sprake was geweest van een overeenkomst met een gastouderbureau. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat de in de bewezenverklaring beschreven werkwijze breed werd toegepast en niet beperkt was tot de in de bewezenverklaring genoemde gevallen. Het Hof houdt daarmee rekening bij de strafoplegging.

Het handelen van verdachte is naar het oordeel van verdachte buitengewoon kwalijk te noemen. Via het gastouderbureau is op grote schaal misbruik gemaakt van een toeslagregeling. Ook zijn veel ouders de dupe geworden omdat zij uiteindelijk door de Belastingdienst zijn verplicht het geld terug te betalen. Met de door bemiddeling van het gastouderbureau aangevraagde toeslagen zijn vele miljoenen gemoeid. Daar komt bij dat verdachte zowel in eerste aanleg als in hoger beroep volgens het Hof geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen.

Het Hof acht – alle omstandigheden in aanmerking genomen – een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2018:8833