Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2012. Omdat kort voor het verstrijken van de uiterste inlevertermijn de administratie van belanghebbende (en haar echtgenoot) door de FIOD in beslag is genomen, is aan belanghebbende tot 1 februari 2014 uitstel verleend voor het indienen van aangifte. Omdat niet tijdig aangifte is gedaan heeft de inspecteur een verzuimboete van € 226 opgelegd.

In geschil is onder meer of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende beroept zich, zo begrijpt de Rechtbank, op afwezigheid van alle schuld (avas) omdat zij, vanwege de inbeslagneming van de administratie door de FIOD, niet in de gelegenheid was om tijdig een juiste aangifte in te dienen. Deze beroepsgrond kan naar het oordeel van de Rechtbank niet slagen. Belanghebbende is herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte en belanghebbende heeft desondanks niet voor de genoemde datum aangifte gedaan. Daardoor verkeert zij in verzuim. Van een verlenging van de uiterste inleverdatum na 1 februari 2014 is niets gebleken.

Temeer daar belanghebbende stelt dat moet worden uitgegaan van een inkomen van nihil stond de inbeslagneming van de stukken naar het oordeel van de Rechtbank niet aan de indiening van de aangifte in de weg. Indien en voor zover toch sprake zou zijn van een bewijsnood dan komt dit voor rekening en risico van belanghebbende. De Rechtbank acht niet aannemelijk dat belanghebbende geen enkel verwijt treft met betrekking tot het niet tijdig doen van aangifte. Van avas is om die reden geen sprake.

Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn ziet de Rechtbank wel aanleiding om de verzuimboete met 20% te matigen tot € 180.

Rechtbank Gelderland 11 juni 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2555