Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd alsmede een vergrijpboete van € 59.874. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld.

Belanghebbende drijft een onderneming op het gebied van vastgoed. Zij heeft in het eerste kwartaal van 2011 vastgoed verkocht en ter zake van de verkopen van de onroerende zaken geen facturen uitgereikt en evenmin omzetbelasting in haar aangifte over het eerste kwartaal opgegeven. Ter financiering van haar activiteiten genoot belanghebbende een kredietfaciliteit van de bank. Zij heeft vervolgens de omzetbelasting in de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal opgegeven en vervolgens een melding betalingsonmacht gedaan bij de ontvanger. De inspecteur heeft op enig moment een naheffingsaanslag omzetbelasting over het eerste kwartaal opgelegd ter zake van de omzetbelasting in verband met de verkoop van onroerende zaken.

Uit overleg dat belanghebbende heeft gevoerd met de bank leidt het Hof af dat belanghebbende wist dat zij omzetbelasting verschuldigd was over de verkopen van de onroerende zaken. Haar bestuurder en aandeelhouder verzorgde haar aangiften omzetbelasting en hebben tijdens het onderzoek verklaard dat hij van alle gegevens op de hoogte was. De wetenschap van beiden moet naar het oordeel van het Hof aan belanghebbende worden toegerekend.

Het Hof overweegt dat belanghebbende moet hebben geweten dat haar aangifte omzetbelasting onjuist was, nu de omzetbelasting daadwerkelijk aan de afnemers in rekening was gebracht, geen van de partijen bij de transacties is uitgegaan van toepassing van de verleggingsregeling, facturen ontbraken en de vermelding ‘omzetbelasting verlegd’ evenmin in de notariële akten is opgenomen.

Belanghebbende heeft de aangifte over het eerste kwartaal van 2011 niet verbeterd zodat van een vrijwillige verbetering geen sprake is. Naar het oordeel van het Hof kan het, zonder verdere toelichting, opnemen van de omzetbelasting in de aangifte voor het tweede kwartaal niet als een vrijwillige verbetering worden aangemerkt. Het was ook niet de bedoeling van belanghebbende een eerdere aangifte vrijwillig te verbeteren. Door op deze wijze te handelen konden de bestuurders naar het oordeel van het Hof proberen te vermijden dat zij mogelijk aansprakelijk zouden worden gesteld voor de belastingschuld die uit die aangifte voortvloeide.

Naar het oordeel van het Hof kan belanghebbende ten minste grove schuld worden verweten. De boete is na bezwaar verminderd tot € 4.920. Het Hof acht deze boete passend en geboden.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1824

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2017:1824