Met de prejudiciële vraag wenste de verwijzende rechter te vernemen of richtlijn 92/12 (hierna: de Accijnsrichtlijn) zich verzet tegen de hoofdelijke aansprakelijkheid van de erkende entrepothouder voor de betaling van financiële sancties op overtredingen die worden begaan tijdens het verkeer van goederen. De entrepothouder was hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betaling van financiële sancties, terwijl zij naar nationaal recht niet meer de eigenaar van de goederen was op het ogenblik waarop de overtreding werd begaan. Daarnaast bestond er tussen de entrepothouder en de overtreders geen contractuele band op grond waarvan zij optraden als zijn lasthebbers.

Het Hof wijst er ten eerste op dat niet ter discussie staat dat op een erkend entrepothouder een risicoaansprakelijkheid rust voor de betaling van de accijns. Deze aansprakelijkheid berust op de deelname aan de economische activiteit. Er moet worden onderzocht of de Accijnsrichtlijn lidstaten de mogelijkheid biedt om entrepothouders tevens aansprakelijk te stellen voor de betaling van financiële sancties die aan de plegers van smokkel worden opgelegd. Volgens de Accijnsrichtlijn zijn lidstaten in ieder geval niet verplicht te voorzien in de hoofdelijke aansprakelijkheid van de erkende entrepothouder voor de betaling van opgelegde financiële sancties. De vraag is daarom of de Accijnsrichtlijn zich tegen een dergelijke aansprakelijkheid verzet.

Het Hof heeft aangaande maatregelen ter voorkoming van belastingontduiking van btw geoordeeld dat verdeling van het risico naar aanleiding van fraude door een derde niet verenigbaar is met het evenredigheidsbeginsel (arrest van 21 februari 2008, Netto Supermarkt, zaak C-271/06). Tevens heeft het Hof geoordeeld dat nationale maatregelen die leiden tot een systeem van hoofdelijke risicoaansprakelijkheid, verder kunnen gaan dan noodzakelijk is voor de bescherming van de rechten van de schatkist. Het is dan ook in strijd met het evenredigheidsbeginsel, wanneer een erkende entrepothouder die alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verwacht om ervoor te zorgen dat hij niet betrokken raakt bij belastingfraude, aansprakelijk wordt gesteld voor de betaling van financiële sancties.

Het Hof verklaart voor recht dat een regeling inzake verruimde aansprakelijkheid in de onderhavige zaak slechts voldoet aan de eisen van de beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid, indien de entrepothouder de mogelijkheid wordt geboden om zich van zijn aansprakelijkheid te bevrijden.

Hof van Justitie van de Europese Unie, zaak C-18/15

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=9ea7d2dc30d5bb35d41610834e9fa5b9d8a8d9008a24.e34KaxiLc3qMb40Rch0SaxuTahn0?text=&docid=179468&pageIndex=0&doclang=NL&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=667146