Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarin is geoordeeld dat belanghebbende, hoewel zij haar aangiften loonheffingen liet doen door een adviseur, zich tijdig voor de indiening van de aangifte op de hoogte had moeten stellen van de formele voorwaarden voor de afdrachtvermindering. Door dit na te laten heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof dermate lichtvaardig gehandeld dat het aan haar grove schuld is te wijten dat te weinig belasting is betaald. Het ging naar het oordeel van het Hof om betrekkelijk eenvoudige formele voorwaarden om voor toepassing van de afdrachtvermindering in aanmerking te komen.

De middelen in cassatie houden in dat het Hof ten onrechte ervan is uitgegaan dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangiften niet op de hoogte was van de vereisten voor toepassing van de afdrachtvermindering. Belanghebbende was van de formele voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering op de hoogte maar meende bij het indienen van de aangiften dat zij op basis van de wet en naar doel en strekking daarvan de afdrachtvermindering kon toepassen. Omdat ten tijde van het doen van de aangiften nog onduidelijkheid bestond over de vraag of een beroep op afdrachtvermindering kon worden gedaan indien materieel gezien wel, maar formeel niet aan alle voorwaarden was voldaan, is sprake van een pleitbaar standpunt. Ook keren de middelen zich tegen het oordeel van het Hof dat belanghebbende, ondanks dat er een adviseur was ingeschakeld, zich zelf in de op hem toepasselijke belastingregelingen moet verdiepen. De middelen, voor zover deze betogen dat sprake is van een pleitbaar standpunt, falen.

De Hoge Raad is van oordeel dat indien een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefde te twijfelen, er geen aanleiding is tot het stellen van de algemene eis dat de belastingplichtige zich ter voorkoming van fouten ook zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen verdiept. De Hoge Raad is van oordeel dat ook voor zover het gaat om “betrekkelijk eenvoudige formele voorwaarden” er geen aanleiding is van dit uitgangspunt af te wijken. In zoverre slagen de middelen en kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven.

De Hoge Raad merkt op dat ook indien de belasting- of inhoudingsplichtige zich wél zelf heeft verdiept in de op hem toepasselijke belastingregelingen, dat enkele feit nog niet meebrengt dat hij gehouden is om te controleren of de door zijn deskundige adviseur opgemaakte aangiften juist waren.

De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam.

Hoge Raad 11 augustus 2017, ECLI:NL:HR:2017:1611

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:1611