Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2010 tot en met 2014 navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd en vergrijpboeten van 150% ter zake van in het buitenland aangehouden, maar niet aangegeven, spaartegoeden. Belanghebbende heeft aangevoerd dat haar echtgenoot en zijzelf gelden hebben ontvangen van geldschieters om deze op hun Turkse rekening te deponeren, omdat daar een hogere renteopbrengst kon worden gerealiseerd. In onderhavige fiscale procedure is in geschil of de rechtbank in eerste aanleg terecht niet heeft voldaan aan de verzoeken van belanghebbende om aanhouding van de zaak en om stukken te mogen indienen, alsook of de navorderingsaanslagen en vergrijpboeten terecht zijn opgelegd.

Naar aanleiding van een onderzoek door het Openbaar Ministerie is belanghebbende door de strafrechter veroordeeld voor witwassen. Tegen die veroordeling is hoger beroep ingesteld. Ten aanzien van het aanhouden van de fiscale procedure heeft belanghebbende gewezen op mogelijk ontlastende stukken uit het strafdossier en een nader getuigenonderzoek in de strafzaak. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat belanghebbende ook in de fiscale zaak de mogelijkheid heeft gehad ontlastende stukken in te dienen en getuigen op te roepen, maar dat zij daar geen gebruik van heeft gemaakt. Hof Arnhem-Leeuwarden neemt de overwegingen van de rechtbank over en wijst het verzoek van belanghebbende af. Het hof overweegt dat belanghebbende is gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van stukken, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Gelet daarop ziet het hof hierin geen reden om de zaak aan te houden.

Ten aanzien van de opgelegde correcties overweegt het hof dat de verklaringen van belanghebbende niet overeenkomen met de feiten, omdat de banksaldi andere mutaties vertonen dan wat zou moeten blijken op grond van de verklaringen van de geldschieters en de getuigen. Verder overweegt het hof dat de inspecteur (wel) aannemelijk heeft gemaakt dat de banktegoeden aan belanghebbende en haar echtgenoot toekomen. Het aanbod ter zitting van belanghebbende om 4000 pagina’s aan strafdossier te overleggen wordt door het hof afgewezen omdat dit in strijd is met de goede procesorde. Het hof laat de navorderingsaanslagen in stand.

Belanghebbende voert met betrekking tot de vergrijpboeten aan dat deze ten onrechte zijn opgelegd, omdat over de banktegoeden in Turkije al belasting is betaald en zij onvoldoende vermogend is de boetes te betalen. Het hof acht voor zover belanghebbende betoogt dat zij niet heeft geweten dat de door haar genoten inkomsten op de Turkse rekeningen in de heffing van inkomstenbelasting zouden moeten worden betrokken, dit betoog niet geloofwaardig. De door belanghebbende gestelde slechte financiële omstandigheden van belanghebbenden blijken volgens het hof niet. De inspecteur heeft overtuigend aangetoond dat het aan het (voorwaardelijk) opzet te wijten is dat te weinig belasting is geheven en de boete passend en geboden, aldus het hof.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18 april 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3307

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2023:3307