Belanghebbende exploiteert een escortbureau. In geschil is de opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting en de vergrijpboete van 20%.

De Rechtbank constateert dat de rol van belanghebbende aanzienlijk meer omvat dan het bij elkaar brengen van de klant en de escortdame zodat niet slechts sprake is van bemiddeling. Om die reden is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Ten aanzien van de boete stelt de Rechtbank vast dat de inspecteur ter zitting heeft verklaard dat schending van de administratieplicht geen reden is om de vergrijpboete te handhaven. De inspecteur verwijt belanghebbende – kort gezegd – dat zij niet vanaf de aanvang van haar onderneming handelde in overeenstemming met het door de inspecteur ingenomen standpunt over de belastingheffing. Daarnaast zou er niet op zijn toegezien dat de escortdames en hun chauffeurs aan hun verplichtingen voldeden, zoals het uitreiken van correcte facturen en het voldoen van omzetbelasting.

De Rechtbank stelt vast dat de Inspecteur met deze toelichting niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Rechtbank consequent verklaard dat in haar ogen sprake is van een bemiddelingsdienst en dat zij met zelfstandige ondernemers van doen had. Zij handelde daar ook naar. Dat deze rechtsopvatting achteraf – naar het oordeel van de Rechtbank – onjuist is, maakt nog niet dat sprake is van laakbaar slordig handelen. Bovendien heeft belanghebbende ter zitting onweersproken verklaard dat zij op deze wijze heeft gehandeld na overleg met haar boekhouder. Nu de inspecteur er niet in is geslaagd te bewijzen dat sprake is van grove schuld wordt de vergrijpboete vernietigd.

Rechtbank Noord-Holland, 31 augustus 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2015:7842