Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij opzettelijk onjuiste aangiften inkomsten- en omzetbelasting heeft ingediend, waardoor te weinig belasting is geheven.

De verdediging stelt zich onder meer op het standpunt dat het Openbaar Ministerie (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte tijdig is ingekeerd met suppletieaangiften. Het Hof is echter van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte suppleties bij de Belastingdienst heeft ingediend en daarmee tijdig tot inkeer is gekomen. Het Hof acht het slecht voorstelbaar dat verdachte in de gegeven omstandigheden, gelet op de omvang van de suppleties, er genoegen mee zou hebben genomen dat een ontvangstbevestiging uitbleef. Verdachte komt dan ook geen beroep toe op een vervolgingsuitsluitingsgrond.

Het Hof komt tot een bewezenverklaring en stelt vast dat verdachte zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude door opzettelijk, namens bedrijf X, onjuiste aangiften omzetbelasting te doen, waardoor telkens een te laag bedrag aan omzetbelasting werd opgegeven en afgedragen. Het Hof houdt het ervoor, bij gebreke van enig aanknopingspunt voor een ander oordeel, dat verdachte wist dat de door hem opgegeven bedragen niet klopten of konden kloppen. Daarmee heeft hij opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend. Daarnaast heeft verdachte opzettelijk een onjuiste aangifte inkomstenbelasting ingediend, waardoor ten onrechte belastinggeld is teruggevraagd. Verdachte had in zijn aangifte opgegeven dat er loonheffingen waren ingehouden, terwijl hij wist dat deze niet waren afgedragen, waarmee opzet op de onjuistheid van de aangifte inkomstenbelasting is gegeven.

Uit het dossier blijkt dat de Belastingdienst door de onjuiste aangiften omzetbelasting is benadeeld voor ongeveer € 955.167. Door de onjuiste aangifte inkomstenbelasting had nog een benadeling voor een bedrag van € 41.515 kunnen volgen.

Het Hof acht – alles afwegende en rekening houdend met het feit dat de redelijke termijn is overschreden – een gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2018:5147