Verdachte wordt tenlastegelegd dat hij, al dan niet handelend onder de naam van een administratiekantoor, opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend. Hierdoor zou hij teveel omzetbelasting terug hebben ontvangen en te weinig hebben afgedragen. Daarnaast zou hij tweemaal valsheid in geschrift hebben gepleegd door voor het bedrijf van zijn echtgenote aangiften omzetbelasting valselijk op te maken en op zijn naam gestelde formulieren betreffende een verzoek/wijziging van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting valselijk op te maken.

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de persoonlijke financiële situatie van hem en zijn echtgenote aanleiding was voor zijn handelen. Door het valselijk opmaken van de aangiften omzetbelasting werd minder belasting geheven dan verschuldigd was. Verdachte heeft daardoor zijn persoonlijke financiële lastendruk willen verminderen en louter gehandeld uit financieel gewin. Verdachte heeft hierbij gedurende een lange periode, van april 2007 tot en met oktober 2012, onjuiste of onvolledige aangiften opgemaakt.

Verdachte voert beroepshalve een administratiekantoor en is dus juist in het vakgebied van financiële administratie werkzaam. Hij oefende zijn werkzaamheden uit ten behoeve van een groot aantal klanten die moeten kunnen vertrouwen op zijn integriteit. Juist in de financiële dienstverlening dient naar het oordeel van de Rechtbank sprake te zijn van een eerlijke, transparante en kwalitatief goede handelwijze. De professionele standaarden die hebben te gelden voor zijn eigen branche heeft verdachte bij de aangiften voor zichzelf en zijn vrouw niet in acht genomen. Daarmee heeft verdachte het vertrouwen dat wordt gesteld in dergelijke professionele financiële dienstverleners ernstig geschaad. 

In het kader van de straftoemeting houdt de Rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zowel privé als zakelijk wordt getroffen door de gevolgen van deze strafzaak en met de omstandigheid dat de financiële lastendruk voor verdachte thans hoog is. Ten nadele van verdachte neemt de Rechtbank onder meer in overweging de mate waarin de verdachte door de overtreding voordeel heeft verkregen, de mate waarin de verdachte medewerking heeft verleend aan het onderzoek en het recidivegevaar. De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. 

Rechtbank Oost-Brabant 20 oktober 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:6734

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2015:6734