Een bestuurder van een bedrijf uit Franeker werd ervan verdacht feitelijk leiding te hebben gegeven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en aan het opzettelijk opnemen van valse stukken in de administratie van X BV.
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en met het feit dat verdachte er alles aan heeft gedaan uit te zoeken wat er is gebeurd en alles terug te betalen. De raadsman verzoekt een straf op te leggen in de vorm van een boete en/of een werkstraf.
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de Rechtbank schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting, waardoor te weinig belasting werd betaald. Door verdachte werd op grote schaal en op meerdere manieren gefraudeerd. Zo werden privé-uitgaven zakelijk verantwoord, werd omzet verzwegen en is ten onrechte BTW verlegd. De strafbare gedragingen vonden binnen de cultuur van het bedrijf plaats en hadden kennelijk tot doel de belastingdruk laag te houden. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, wordt het vertrouwen aangetast dat (met name in het handelsverkeer) gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen. De handelwijze van verdachte is dan ook laakbaar.
De Rechtbank gaat, in het licht van het dossier, uit van een benadelingsbedrag van ongeveer € 750.000. Voor een dergelijk benadelingsbedrag hanteert het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden.
De Rechtbank komt tot het oordeel dat voor het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met één jaar en drie maanden, zal de Rechtbank deze op 12 maanden bepalen. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen zal de Rechtbank een deel van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2019:3406