Belanghebbende had voor het op aangifte afdragen van de ingehouden loonheffing over het tijdvak januari 2014 een tweetal betalingsopdrachten – digitaal – aan de bank verstrekt. Volgens de ene betalingsopdracht zou er een bedrag van de spaarrekening van belanghebbende overgeboekt worden naar de betaalrekening van belanghebbende. Volgens de andere opdracht zou de op aangifte af te dragen loonheffing voor het tijdvak januari 2014 overgeboekt worden van de betaalrekening van belanghebbende naar de rekening van de Belastingdienst. Belanghebbende veronderstelde dat de eerst vermelde opdracht als eerste zou worden uitgevoerd. De bank heeft daarentegen laatstgenoemde betalingsopdracht als eerste ter hand genomen. Omdat er op dat moment onvoldoende saldo op de betaalrekening van belanghebbende stond, is deze betalingsopdracht niet uitgevoerd.

Mutatis mutandis heeft dezelfde gang van zaken, zich voorgedaan bij het op aangifte afdragen van loonheffing over respectievelijk het tijdvak februari 2014 en het tijdvak maart 2014. Voor het niet tijdig voldoen van de loonheffing over de twee laatstgenoemde maanden zijn twee verzuimboeten opgelegd.

Belanghebbende stelt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) omdat de minimale vertraging, bij beide verzuimboetes, wegens te laat betalen te wijten is aan de bank. Zij stelt daartoe dat de bank zonder vooraankondiging de volgorde van verwerking van overboekingen heeft gewijzigd door niet, zoals voorheen het geval was, eerst geld over te boeken van de spaarrekening naar de betaalrekening en daarna naar de Belastingdienst maar andersom. Zodra de oorzaak belanghebbende bekend werd, heeft belanghebbende direct actie ondernomen door het advies van de bank – inhoudende een dag tussen beide opdrachten in te plannen – op te volgen.

Het Hof verwerpt de stelling van belanghebbende maar neemt de rechtsoverweging van de Rechtbank niet over. Of belanghebbendes beroep op avas slaagt hangt volgens het Hof af van de vraag of zij in de gegeven omstandigheden de van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat het verschuldigde bedrag tijdig op de rekening van de belastingdienst zou zijn bijgeschreven. Het Hof overweegt daartoe dat het immers aan belanghebbende is om te zorgen dat de bank de betaling op een correcte wijze en tijdig verwerkt. Daar hoort ook bij dat belanghebbende ervoor zorgdraagt dat er voldoende saldo op haar betaalrekening staat. Dat de bank de betalingsopdrachten op een wijze heeft verwerkt die belanghebbende niet heeft gewenst of voorzien, komt daarbij voor rekening en risico van belanghebbende. Daarbij komt dat al eerder, namelijk voor het tijdvak januari 2014, de loonheffing niet tijdig op aangifte was voldaan. Belanghebbende was dus gewaarschuwd, doch heeft er niet voor gekozen om haar werkwijze – bijvoorbeeld door er ervoor te zorgen dat er voldoende saldo op haar betaalrekening stond – aan te passen. Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat van afwezigheid van alle schuld geen sprake is. Belanghebbendes stelling dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel faalt eveneens, omdat geen rechtsregel of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur de staatssecretaris verplicht om een verzuimboete ook achterwege te laten in geval een belanghebbende twee of meer opeenvolgende tijdvakken te laat de verschuldigde belasting betaalde.

Hof Amsterdam, 14 februari 2016

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2016:312