Klaagster is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. Betrokkene was de accountant van de voormalige echtgenoot van klaagster. In de echtsscheidingsprocedure heeft de voormalige echtgenoot van klaagster diverse door een belastingadviseur, [B], opgestelde stukken ingebracht. [B] is als belastingadviseur werkzaam voor [C], een adviesorganisatie die voor accountancywerkzaamheden samenwerkt met het kantoor van betrokkene. Beide zijn op hetzelfde adres gevestigd.

Klaagster stelt in haar klacht dat betrokkene bij het opstellen van de betreffende stukken niet objectief heeft gehandeld, dat betrokkene geen opdrachtbevestiging bezat voor het opstellen van de betreffende stukken en dat betrokkene klaagster niet heeft gehoord over de conceptversies.

Volgens de Accountantskamer zien de klachtonderdelen op werkzaamheden en handelen van [B] die voor zijn handelen zelfstandig als Register Belastingadviseur tuchtrechtelijk (bij de Raad van Tucht van de Vereniging Register Belastingadviseurs) aanspreekbaar is. De verwijten betreffen geen handelingen die door betrokkene persoonlijk zijn verricht. Het feit dat betrokkene als leidinggevende de opdracht van de voormalige echtgenoot tot het maken van de verrekeningen heeft “uitgezet” bij [B], leidt er niet toe dat betrokkene als direct verantwoordelijke voor het handelen van [B] heeft te gelden. Dit betekent dat geen sprake is van aan het accountantstuchtrecht onderworpen handelen. De klacht is hierom in al haar onderdelen ongegrond.

De Accountantskamer 6 juli 2018, ECLI:NL:TACAKN:2018:52