Orsi en Baldetti zijn ieder bestuurder van een vennootschap. De vennootschappen wordt verweten dat ze zouden hebben nagelaten om binnen de wettelijke termijn de btw te betalen. De Italiaanse belastingdienst heeft aan de vennootschappen niet alleen aanslagen opgelegd, maar ook een bestuurlijke boete van 30% van het verschuldigde btw-bedrag opgelegd. De aanslagen en de boeten zijn definitief geworden, aangezien ze niet werden betwist.
Orsi en Baldetti worden vervolgens strafrechtelijk vervolgd omdat zij als bestuurder leiding hebben gegeven aan de verboden gedragingen van die vennootschappen.

De Italiaanse rechter heeft de behandeling van de zaken geschorst en het Hof van Justitie van de EU een prejudiciële vraag gesteld. Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het Unierecht zich verzet tegen een nationale regeling die het mogelijk maakt strafrechtelijke vervolging in te stellen – in dit geval wegens verzuim btw te betalen – nadat voor dezelfde feiten al een definitieve fiscale sanctie werd opgelegd. Kortom, is er sprake van ne bis idem?

De A-G heeft hierover al reeds zijn zienswijze gegeven. Het SpotOn-bericht hierover treft u hier aan. Het HvJ volgt de A-G.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht; artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling als in de hoofdgedingen, die het mogelijk maakt strafrechtelijke vervolging in te stellen wegens verzuim belasting over de toegevoegde waarde te betalen, nadat voor dezelfde feiten een definitieve fiscale sanctie is opgelegd, wanneer deze sanctie is opgelegd aan een vennootschap met rechtspersoonlijkheid terwijl die strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld tegen een natuurlijke persoon.

Hof van Justitie, 5 april 2017, ECLI:EU:C:2017:264

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=189621&pageIndex=0&doclang=NL&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=145608