Een onderneming heeft in de jaren 2016 tot en met 2018 in totaal bijna € 1.2 miljoen gedeclareerd bij de gemeente Apeldoorn voor het verlenen van zorg op basis van de Wmo 2015 en de Jeugdwet uit hoofde van een raamovereenkomst. Na meerdere klachten ontbindt de gemeente de raamwerkovereenkomst met de onderneming  en ontstaat er een geschil over een gedeclareerd bedrag van in totaal bijna € 600.000. Van dit bedrag kon volgens de gemeente niet worden vastgesteld of daarvoor kwalitatief verantwoorde zorg is verleend. De onderneming start een civiele procedure tegen de gemeente en brengt in die procedure diverse stukken in zoals salarisspecificaties, jaaropgaves en jaarrekeningen. Deze blijken vals te zijn. De boekhouder van de onderneming wordt in deze strafzaak verweten dat hij de stukken heeft vervalst.

Rechtbank Gelderland overweegt dat door boekhouder opgestelde salarisspecificaties en jaaropgaves werden aangepast zonder op de nieuwe stukken melding te maken dat het aangepaste versies betroffen of te vermelden op welke punten de eerdere versies zijn aangepast. De verklaring van boekhouder dat hij de salarisspecificaties en jaaropgaves aanpaste ‘voor eigen gebruik door de medeverdachte’, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. De boekhouder heeft moeten hebben geweten dat hij de stukken vals opmaakte met het doel dat de medeverdachte deze als ‘als echt en onvervalst’ kon gebruiken. Zeker nu de boekhouder moet hebben geweten dat de gemeente Apeldoorn c.s. de betalingen had opgeschort, hij had immers volledig inzage in de bedrijfsadministratie. Dat de boekhouder niet wist waar de vervalste stukken precies voor zouden worden gebruikt is voor het aannemen van het oogmerk van het opzet volgens de rechtbank niet vereist. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat boekhouder het oogmerk heeft gehad tot misleiding.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de boekhouder de jaarrekeningen heeft aangepast. Gezien het feit dat hij nagenoeg de complete boekhouding van het bedrijf verzorgde, had de boekhouder moeten weten dat de gewijzigde posten in de jaarrekeningen niet juist waren. De boekhouder had – toen hem twee jaar na dato werd verzocht om de stukken aan te passen – moeten doorvragen, aldus de rechtbank. Nu hij dat heeft nagelaten en bovendien heeft nagelaten op enigerlei wijze duidelijk te maken dat de door hem aangepaste stukken een gewijzigde versie betroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat hij op dat moment wist dat de aanpassingen niet overeenkwamen met de werkelijkheid.

Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om een beroepsverbod voor een functie in de zorg op te leggen. De boekhouder was ten tijde van het plegen van de delicten immers werkzaam als boekhouder en heeft de delicten ook in die hoedanigheid gepleegd. Dat hij als boekhouder zich begaf op het terrein van de zorg, maakt dat niet anders. De rechtbank ziet niet in welk strafdoel een beroepsverbod voor een functie in de zorg, in dit specifieke geval, dient.

De rechtbank veroordeelt de boekhouder tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 240 uur.

Rechtbank Gelderland 1 februari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:483

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2024:483