Klaagster is een boekhoudkantoor dat de administratie verzorgde van, onder andere, C. Betrokkene, een registeraccountant, heeft van C de opdracht gekregen om een rapport op te stellen van feitelijke bevindingen inzake de financiële administraties van C, zoals beheerd door klaagster.

Klaagster verwijt betrokkene te hebben gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels, omdat het door hem opgestelde rapport talloze conclusies zou bevatten zonder deugdelijke onderbouwing. Klaagster heeft ter onderbouwing van haar klacht zich in het klaagschrift over een groot  aantal  beweringen  en  conclusies  in  het  rapport  van  betrokkene  op  het  standpunt gesteld dat deze feitelijk onjuist zijn als gevolg van hetzij het door betrokkene nalaten van onderzoek naar de feiten, hetzij een onjuiste beoordeling van de feiten.

De Accountantskamer overweegt dat betrokkene, mede gezien de omschrijving van zijn opdracht, kennlijk heeft beoogd een opdracht als bedoeld in NVCOS 4400 uit te voeren. Betrokkene heeft ter zitting erkend dat het rapport vol staat met aannames en conclusies en dat deze niet in een NVCOS 4400-rapportage thuishoren.

De Accountantskamer stelt verder dat de eis van een deugdelijke grondslag voor conclusies in een rapport van een accountant, in hoge mate geldt voor een rapport dat bedoeld is om te worden ingebracht in een gerechtelijke procedure. Betrokkene was op de hoogte van het feit dat het rapport waarschijnlijk een rol zou gaan spelen in een toekomstige procedure. In de meeste gevallen is die deugdelijke grondslag onmogelijk te bewerkstelligen zonder het toepassen van hoor en wederhoor. Betrokkene heeft dit evenwel bewust nagelaten, omdat hij daarvan – naar eigen zeggen – niets verwachtte nadat hij één telefoongesprek en één e-mailcontact met klaagster had gehad.

Nu het rapport reeds om zo’n basale reden  deugdelijke grondslag  ontbeert,  is  de  klacht gegrond  en  behoeven de overige 43  deelklachten  geen bespreking.

De Accountantskamer merkt nog wel het volgende op. Betrokkene heeft in zijn rapport op zodanige wijze juridische standpunten ingenomen, dat moet worden geconcludeerd dat hij ook op een ander deskundigenterrein dan dat van een accountant tot dubieuze conclusies is gekomen. Daarnaast lijkt betrokkene, gezien de formulering van het rapport (“…uitsluitend zekerheid kan worden ontleend omtrent de aspecten als door ons onderzocht…”), een bepaalde mate van assurantie heeft willen verstrekken, terwijl dit de scope van een NVCOS 4400-rapport verre te buiten gaat.

De Accountantskamer verklaart de klacht gegrond en acht een berisping passend en geboden.

Aan de verzoeken van klaagster om het rapport van betrokkene nietig te verklaren, vast te stellen dat betrokkene valsheid in geschrifte heeft gepleegd, een onderzoek in te stellen naar alle accountantsverklaring c.q. assurance verklaringen gedurende periode 2014 tot heden, betrokkene te veroordelen in de kosten van deze tuchtprocedure, wordt voorbijgegaan, omdat dit niet tot de wettelijke taken en/of bevoegdheden van de Accountantskamer behoort.

De Accountantskamer 14 juli 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:42

https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:TACAKN:2017:42