De Rechtbank veroordeelt verdachte wegens fraude met huurtoeslagen, oplichting van de Belastingdienst, valsheid in geschrifte en witwassen.

De Rechtbank is van oordeel dat verdachte een bedrijf heeft gehad waarin hij enerzijds kamers en anderzijds postadressen verhuurde. Op die postadressen konden mensen die een GBA-adres nodig hadden maar geen behoefte hadden aan een bijbehorende woonruimte zich inschrijven. Verdachte heeft in verschillende perioden voor een aantal personen aanvraagformulieren voor huurtoeslag ingevuld en bij de Belastingdienst ingediend. Daarbij heeft verdachte geen onderscheid gemaakt tussen personen die daar daadwerkelijk woonden en personen die slechts een postadres hadden. Hij heeft de huurtoeslag laten uitbetalen op een door hem beheerde bankrekening. Daarbij heeft verdachte volgens de Rechtbank geweten dat de personen op wiens of wier naam hij de aanvragen deed, geen recht hadden op die huurtoeslag, hetzij omdat de desbetreffende kamer een onzelfstandige woning was, hetzij omdat die personen daar niet woonden.

Ten aanzien van het witwassen overweegt de Rechtbank dat verdachte de ontvangen geldbedragen heeft gebruikt voor de bedrijfsvoering waardoor dit geld niet meer te traceren is. Daarnaast heeft verdachte geld via een op Cyprus gevestigde bank naar een bankrekeningen in Luxemburg overgeboekt.

De Rechtbank is van oordeel dat verdachte op grote schaal en gedurende langere tijd de Belastingdienst heeft opgelicht door ten onrechte huurtoeslagen aan te vragen en te laten uitbetalen op bankrekeningen waarover verdachte kon beschikken. Verdachte handelde hierbij beroepsmatig en heeft zich er niet om bekommerd dat de huurders het risico liepen dat zij door de Belastingdienst zouden worden aangesproken tot terugbetaling van de huurtoeslagen die verdachte heeft geïncasseerd.

Bijzonder kwalijk acht de Rechtbank het feit dat verdachte misbruik heeft gemaakt van mensen in een kwetsbare positie, omdat zij bijvoorbeeld uit detentie kwamen en een GBA-adres nodig hadden. In een aantal gevallen is hij er niet voor teruggeschrokken, na een valselijk opgemaakte huurovereenkomst te hebben gesloten, in rechte betaling van de huursom te vorderen.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden gevorderd. De Rechtbank is van oordeel dat deze eis geen recht doet aan de ernst van de feiten en de hardnekkigheid waarmee verdachte enerzijds kiest om fraude te plegen en anderzijds zijn verantwoordelijkheid te ontkennen. De Rechtbank acht een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 3 jaren passend en geboden. Hierbij is een strafkorting van 6 maanden toegepast, omdat de redelijke termijn is overschreden.

Rechtbank Rotterdam, 19 november 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2015:8487