Rechtbank Noord-Nederland komt tot de conclusie dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de autohandelaar voor de levering van exportauto’s aan 24 van de 26 vermelde buitenlandse bedrijven valse facturen hebben opgemaakt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat van de 26 buitenlandse bedrijven slechts in drie gevallen een rechtsgeldige volmacht aanwezig is. Van de overige 23 bedrijven is niet gebleken dat de autohandelaren als bemiddelaars namens deze bedrijven handelden. Om die reden heeft de autohandelaar de facturen ten onrechte op naam van die buitenlandse bedrijven gesteld. Het opmaken van valse facturen is een vorm van fraude. Het bestaan van de mondelinge volmachten, zoals de autohandelaar bepleitte, was mede gelet op de hoogte van de omzet waarbij de autohandelaren betrokken waren niet geloofwaardig. Ook volgde uit de analyse van het gevoerde kasboek, zoals die in het kader van een strafrechtelijke onderzoek was uitgevoerd, en uit de fysieke administratie, zoals aangetroffen tijdens dat strafrechtelijke onderzoek, dat de overeenkomsten met de autohandelaren en niet met de buitenlandse bedrijven waren aangegaan.

Vervolgens is de vraag of belanghebbende wist of hadden behoren te weten van de fraude. De rechtbank stelt dat de autohandelaar 90% van diens omzet behaalde met de export van auto’s aan onbekende autohandelaren die namens buitenlandse bedrijven zouden handelen, bovendien werd nagenoeg geheel in contanten afgerekend. Daarnaast wist de autohandelaar door meerdere waarschuwingsbrieven dat zij het risico liep te handelen met bedrijven die niet aan hun fiscale verplichtingen voldeden. Ook was de autohandelaar ervan op de hoogte dat de BTW-nummers van de buitenlandse bedrijven allemaal maar kort geldig waren en dat de autohandelaren steeds nieuwe bedrijven aandroegen, zodra het BTW-nummer van een buitenlands bedrijf was komen te vervallen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de autohandelaar wist of had moeten weten van fraude op grond van de voormelde omstandigheden alsmede van overige correspondentie tussen haar en de autohandelaren.

De rechtbank acht het beroep dan ook ongegrond en laat de opgelegde naheffingsaanslagen in stand. De rechtbank wijst nog wel een immateriële schadevergoeding toe op grond van de overschrijding van een redelijke termijn van € 3.000.

Rechtbank Noord-Nederland 21 december 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:5493

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2023:5493