Verdachte, een fiscalist, doet namens zijn eigen bv structureel onjuiste aangiften omzetbelasting, ondanks dat zijn accountant en fiscaal adviseur meermaals bij hem ‘aan de bel trokken’. De Rechtbank veroordeelt verdachte tot 15 maanden gevangenisstraf. Ook beveelt de Rechtbank de gevangenneming vanwege ernstig vluchtgevaar.

Verdachte is van beroep fiscalist en runt – in de vorm van een BV – een belastingadviespraktijk. Uit onderzoek van de Belastingdienst is gebleken dat de aangiften omzetbelasting over de jaren 2010 en 2013 structureel onjuist zijn ingediend en dat er te weinig belasting is afgedragen. In deze strafzaak wordt de fiscalist het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk nalaten van het doen van verplichte suppletieaangiften en het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting verweten.

Uit de bewijsoverwegingen van de Rechtbank blijkt dat de bevindingen van het onderzoek van de Belastingdienst worden bevestigd door twee getuigen. Zowel de accountant als fiscaal adviseur van verdachte verklaren hem te hebben gewezen op de groeiende omzetbelastingschuld, de onjuiste aangiften omzetbelasting en het gegeven dat hij daarom suppletieaangiften moest indienen. De Rechtbank acht de feiten bewezen en veroordeelt de verdachte bij verstek (dat wil zeggen zonder dat hij is verschenen op de zitting)

Wat betreft de straftoemeting rekent de Rechtbank de verdachte zwaar aan dat juist vanwege zijn opleiding en beroep als fiscalist van hem mag worden verwacht dat hij zich niet schuldig maakt aan belastingfraude. De Rechtbank legt een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden op (waarvan 5 maanden voorwaardelijk). Tenslotte beveelt de Rechtbank wegens ernstig gevaar voor vlucht – verdachte verscheen tweemaal niet op zitting en heeft wisselende verblijfplaatsen, ook in het buitenland – de onmiddellijke gevangenneming van verdachte.

Rechtbank Rotterdam 3 augustus 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:7663