In het jaar 2004 heeft het Poolse PPUH Stehcemp (hierna PPUH) herhaaldelijk dieselbrandstof aangekocht van Finnet en bracht vervolgens de btw op deze aankopen in aftrek. Na een belastingcontrole heeft de Poolse belastingdienst het recht op aftrek van deze btw geweigerd, omdat de facturen voor deze brandstofaankopen waren opgesteld door een niet-bestaande marktdeelnemer. Dat deze marktdeelnemer niet bestaat, volgde uit het feit dat Finnet niet voor btw-doeleinden was geregistreerd, geen belastingaangifte indiende en geen belasting betaalde. Bovendien was Finnet niet in het bezit van een vergunning voor de verkoop van brandstof en het gebouw waarin ze gevestigd zou zijn was in verval. Elke poging om in contact te treden met Finnet was op niets uitgelopen. De Poolse rechter heeft het beroep van PPUH ongegrond verklaard, omdat Finnet ten tijde van de handelingen een niet bestaande marktdeelnemer was en PPUH niet de vereiste zorgvuldigheid had betracht door niet te controleren of de handelingen frauduleus waren.

In cassatie heeft de hoogste Poolse bestuursrechter het Hof om een prejudiciƫle beslissing verzocht. De verwijzende rechter wenst te vernemen of bij een belastingplichtige het recht op aftrek van de btw mag worden geweigerd waarbij de btw is verschuldigd of voldaan over aan hem geleverde goederen, op de grond dat de factuur is opgesteld door een niet-bestaande marktdeelnemer en de identiteit van de daadwerkelijke leverancier van de goederen niet kan worden vastgesteld.

Volgens het Hof van Justitie mag dat niet, tenzij de belastingplichtige wist of had moeten weten van btw-fraude. Het Hof is van mening dat PPUH een belastingplichtige in de zin van de Zesde richtlijn is. PPUH heeft de door Finnet opgestelde facturen vermelde brandstof daadwerkelijk ontvangen en betaald. Vervolgens heeft PPUH deze goederen in een later stadium gebruikt voor haar belaste handelingen.

De facturen maakten melding van de aard van de geleverde goederen en het bedrag van de btw, alsook de naam, het btw-nummer en het adres van de maatschappelijke zetel van Finnet. PPUH heeft daadwerkelijk de btw betaald over de brandstofleveringen. Dat de leverancier de btw vervolgens niet aan de schatkist betaalde, is niet van invloed op het recht op aftrek van btw van PPUH.

Naar het oordeel van het Hof mag een belastingplichtige niet het recht op aftrek van btw worden geweigerd omdat de factuur is opgesteld door een niet-bestaande marktdeelnemer en de identiteit van de daadwerkelijke leverancier onmogelijk kan worden vastgesteld. Echter, de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties staan vrij het recht op aftrek te weigeren wanneer aan de hand van objectieve gegevens vaststaat dat de belastingplichtige wist of had moeten weten dat de levering deel uitmaakte van btw-fraude. Van de belastingplichtige wordt overigens niet geƫist dat hij controles verricht waartoe hij niet verplicht is.

http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:62014CJ0277