Verdachte bood via trustkantoren jarenlang ‘schijnstructuren’ aan UBO’s van Europese vennootschappen aan. In eerste aanleg is verdachte onder meer veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf wegens deelname aan een criminele organisatie, gewoontewitwassen en valsheid in geschrifte. Hof Amsterdam legt in hoger beroep eveneens een gevangenisstraf van 36 maanden op.

Ten aanzien van het feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrifte (feit 2 t/m 11) voert de verdediging in algemene zin aan dat de betreffende constructie destijds algemeen geaccepteerd was en dat het hier ging om een standaard doorstroomstructuur. Betwist wordt dat de geschriften in strijd met de werkelijkheid zijn, omdat de structuren overeenkomstig het destijds geldende rulingbeleid zouden zijn opgezet en de geschriften ten behoeve hiervan zijn opgemaakt.

Een dergelijk standpunt zou volgens het hof alleen van toepassing zijn als vaststond dat daarmee geen misbruik van het recht werd gemaakt of in strijd met de goede verdragstrouw werd gehandeld. Nu verdachte niet overeenkomstig het rulingbeleid heeft gehandeld of heeft aangetoond dat de structuren in het buitenland houdbaar waren (met bijvoorbeeld een opinie) gaat de stelling van verdachte niet op.

Het hof overweegt verder dat uit e-mailberichten en getuigenverklaringen is gebleken dat veel van de dagelijkse werkzaamheden bij het trustkantoor in Amsterdam en andere rechtspersonen via verdachte ‘liep’. Het feit dat verdachte op enig moment ‘in’ de tenlastegelegde periode verhuisd is naar achtereenvolgens Monaco en Dubai én formeel niet meer als bestuurder van de desbetreffende vennootschappen optrad, leidt niet tot een ander oordeel. Verdachte hield volgens het hof materieel zeggenschap met betrekking tot de desbetreffende vennootschappen. Verdachte gaf alsnog instructies aan de medewerkers in Amsterdam en schreef concepten die onder vermelding van de namen van medewerkers werden verstuurd. Het hof acht het plegen van valsheid in geschrift wettelijk en overtuigend bewezen.

Ook de overige delicten – (het leidinggeven aan) gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie – acht het hof wettelijk en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het delict gewoontewitwassen merkt het hof de ‘internationale belastingfraude’ aan als gronddelict. Dat sprake is van een buitenlands misdrijf als gronddelict acht het hof niet relevant.

Het hof sluit bij de oplegging van de straf, nu het benadelingsbedrag het maximale bedrag uit LOVS-richtlijnen overschrijdt, aan bij uitspraken in vergelijkbare grote fraudezaken. Verdachte wordt zwaar aangerekend geen verantwoordelijkheid te nemen en slechts ’te vingerwijzen’ naar de personen die hij had aangesteld als directeuren van de vennootschappen. Hoewel het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden passend en geboden vond, wordt verdachte gelet op de overschrijding van de redelijke termijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.

Gerechtshof Amsterdam, 18 november 2021 ECLI:NL:GHAMS:2021:3584.