Klaagster heeft op 24 maart 2017 met [BV1] een overeenkomst voor vijf jaar gesloten tot verhuur aan [BV1] van een pand. [BV1] wordt bestuurd door een vennootschap waarvan betrokkene de enige aandeelhouder en medebestuurder was. In het desbetreffende pand zouden door [BV3] (een vennootschap onder directie van [C]) ongeveer vijftig tijdelijk in de Antwerpse havenregio werkzame arbeidsmigranten worden ondergebracht.

De huur voor de maand maart 2017 en de waarborgsom werden tijdig voldaan. De huur over april 2017 is niet tijdig betaald en betalingen over de maanden mei 2017 en verder zijn uitgebleven.

Na het afsluiten van het contract bleek [C] te hebben besloten de activiteiten onder te brengen bij een andere vennootschap. Betrokkene heeft op 12 april 2017 per e-mail het bericht gekregen dat de huisvesting van de arbeidsmigranten niet bij [BV1] zou worden ondergebracht. Betrokkene heeft nog getracht de huurovereenkomst door een derde te laten voortzetten, maar deze wilde het huurcontract niet ongewijzigd overnemen. Betrokkene heeft in een e-mail van 1 juni 2017 aan de adviseur van klaagster, laten weten dat hij inmiddels was teruggetreden als directeur van [BV1] en dat [C] nu de enige directeur was.

Klaagster verwijt betrokkene dat [BV1] niet heeft voldaan aan het huurcontract met klaagster van 24 maart 2017, omdat zij kort na het aangaan ervan is opgehouden met het betalen van de huurpenningen.

Betrokkene heeft aangevoerd dat hij tegenover klaagster nooit als accountant maar slechts als directeur van [BV1] is opgetreden. Voor zover betrokkene daarmee bedoeld heeft te betogen dat de klacht op die grond niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, faalt zijn betoog. Volgens vaste jurisprudentie heeft het tuchtrecht immers niet de door betrokkene bepleite beperkte reikwijdte. Een accountant die bestuurder is van een onderneming, maakt bij het uitoefenen van het bestuur van een onderneming gebruik van zijn vakbekwaamheid als accountant. Hij verricht in die functie dan ook een professionele dienst als bedoeld in de VGBA, zodat op zijn gedragingen als bestuurder alle fundamentele beginselen van de VGBA van toepassing zijn.

De Accountantskamer is van oordeel dat het feit dat al binnen enkele maanden geen gevolg werd gegeven aan de huurovereenkomst vragen oproept. Mede gelet op het verweer van betrokkene dat ook hij was verrast door de gang van zaken, heeft klaagster echter niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene al bij het aangaan van de huurovereenkomst wist of moest weten dat de huurovereenkomst niet zou worden nagekomen. Nu betrokkene, zoals ook klaagster heeft aangevoerd, heeft getracht te bewerkstelligen dat de huurovereenkomst op een of andere wijze zou worden voortgezet en hij bovendien op 23 mei 2017 is teruggetreden als directeur van [BV1], is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is dan ook ongegrond.

Accountantskamer 9 maart 2018, ECLI:NL:TACAKN:2018:10

http://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2018/ECLI_NL_TACAKN_2018_10?DomeinNaam=accountants&Pagina=1&ItemIndex=1