B is enig aandeelhouder en directeur van belanghebbende. Belanghebbende – in de persoon van B – verrichtte managementwerkzaamheden voor C, van wie belanghebbende enig aandeelhouder was. C heeft daartoe tijdelijk twee aan haar toebehorende auto’s ter beschikking gesteld aan B, die deze auto zowel zakelijk als privé gebruikte. Voor het privégebruik van de auto’s betaalde B een vergoeding aan belanghebbende van € 0,19 per kilometer. Het privégebruik was meer dan 500 km per jaar. Het privégebruik van de auto’s is door belanghebbende niet gerekend tot het belastbaar loon van B.

Naar aanleiding van boekenonderzoeken die zijn ingesteld bij C en belanghebbende heeft de inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonheffingen over de waarde van het privégebruik van de auto, minus de door B reeds betaalde vergoedingen, alsnog tot het belastbaar loon van B gerekend. De inspecteur heeft daarbij een boete opgelegd van 25%.

Belanghebbende doet ter zake van het gebruik van de auto’s een beroep op een pleitbaar standpunt. Hiertoe voert belanghebbende aan dat de gebruikte constructie in een publicatie actief is gepromoot. Daarnaast is deze constructie blijkens eerdere rechtspraak volgens belanghebbende door de inspecteur in het verleden toegestaan.

De Rechtbank overweegt dat het van algemene bekendheid is dat indien in het kader van het uitvoeren van een dienstbetrekking door of namens de werkgever een auto ter beschikking wordt gesteld welke auto ook voor privédoeleinden mag worden gebruikt, het autokostenforfait moet worden toegepast. Dat geldt ook voor de situatie waarin de betreffende auto niet door de werkgever zelf ter beschikking wordt gesteld, maar met medeweten van die werkgever door een derde. De door belanghebbende tot stand gebrachte situatie waarin zij niet zelf de auto aan haar werknemer ter beschikking heeft gesteld, maar dat door een 100% dochtervennootschap heeft laten doen, ligt zo dicht tegen de situatie aan dat belanghebbende zelf de auto zou hebben aangeschaft en ter beschikking gesteld, dat zij er niet op mocht rekenen dat toepassing van het autokostenforfait achterwege zou kunnen blijven.

Het beroep van belanghebbende op de door haar genoemde publicaties maakt dit niet anders. De in de publicatie als aanvaardbaar beschreven werkwijze wordt volgens de Rechtbank niet door jurisprudentie ondersteund. Ook komt de structuur van belanghebbende niet overeen met de beschreven structuur en wordt in de publicatie bovendien melding gemaakt van het feit dat nog niet zeker is of de Belastingdienst de beschreven werkwijze accepteert. Het beroep van belanghebbende op eerdere rechtspraak faalt nu die zaak wezenlijk verschilt van de onderhavige. Ook de overige gronden van belanghebbende falen.

De Rechtbank is van oordeel dat de inspecteur grove schuld aannemelijk heeft gemaakt en acht een vergrijpboete van 25% passend en geboden.

Rechtbank Gelderland, 31 december 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2015:8111