Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat een verschil tussen de aankoopwaarde en de WOZ-waarde van een pand niet is aan te merken als een verhoogd risico op witwassen. Het beroep van de notaris is dan ook gedeeltelijk gegrond. Het College halveert de aan een notaris opgelegde boete wegens het niet-nakomen van diverse Wwft-verplichtingen tot een bedrag van € 18.000.

In het onderhavige geval gaat het om een pand dat is verkocht voor € 200.000, terwijl de WOZ-waarde op dat moment op € 248.000 was gesteld. Daarnaast was met betrekking tot dit pand een hypotheek verstrekt door een niet-financiële instelling met enkele bijzondere voorwaarden. Aan de notaris is door het BFT een boete opgelegd van € 38.000 (3% van de omzet van het notariskantoor) omdat hij zowel bij het passeren van de leveringsakte als de hypotheekakte met betrekking tot het pand de Wwft-verplichtingen tot het monitoren van de relatie, het verrichten van verscherpt cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties niet zou zijn nagekomen.

Ten aanzien van de leveringsakte overweegt het College dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om een transactie enkel op basis van een verschil tussen de aankoopwaarde en de WOZ-waarde reeds aan te merken als een transactie met een verhoogd risico op witwassen. Bovendien heeft de wetgever noch het BFT (bijvoorbeeld in de vorm van handreikingen in de Leidraad) kenbaar gemaakt wanneer en bij welk verschil de transactie naar haar  aard een hoger risico op witwassen met zich brengt in de situatie dat sprake is van een verschil tussen de aankoopwaarde en de WOZ-waarde en voor de instelling aanleiding moet zijn voor het verrichten van verscherpt cliëntenonderzoek.

De notaris heeft voor de lagere koopsom van meet af aan aangevoerd dat hij ten tijde van de transactie bekend was met de feiten en omstandigheden over het pand die volgens hem een rechtvaardiging vormden voor dat verschil. De notaris wees onder meer op het feit dat de haven waar het pand zich bevond was verloederd en dat het pand zelf in slechte staat verkeerde. Dat de notaris genoemde feiten en omstandigheden niet in het dossier heeft vastgelegd en ter zake geen taxatierapport heeft (doen) laten opmaken om die feiten en omstandigheden te staven dan wel te ontkrachten, leidt niet tot een ander oordeel, omdat hij daartoe niet was gehouden. Het College meent daarom dat de notaris geen hoger risico op witwassen had hoeven onderkennen en er ook geen sprake was van een ongebruikelijke transactie.

Ten aanzien van de hypotheekakte oordeelt het College dat de notaris wel een hoger risico op witwassen had moeten onderkennen. Daarbij overweegt het College dat de financiering van het pand door een niet-financiële instelling is gedaan, het afgesproken rentepercentage van 10% voor deze lening en de vastgelegde bijzondere winstverdeling in de hypotheekakte. In onderling verband bezien had dit de notaris aanleiding moeten geven tot het verrichten van verscherpt cliëntenonderzoek. Daarbij was tevens sprake van een ongebruikelijke transactie, waarvan de notaris melding had moeten maken. De transactie gaf immers aanleiding om te veronderstellen dat deze verband kan (gaan) houden met witwassen.

Het College matigt de boete met 50% tot € 18.000, omdat de notaris de betrokkenen bij de transactie en de omstandigheden van de jachthaven waar het pand stond kende. Tevens speelde een rol dat hij de winstdelingsregeling transparant heeft gemaakt door dit op te nemen in de hypotheekakte.

College van Beroep voor het bedrijfsleven 27 juli 2021, ECLI:NL:CBB:2021:793.